H2022 הַר
bergtop, het verhogen, bergen, berg, berggoden, Gebergte, gebergte
Genesis 7:19 | En de wateren namen gans zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder den gansen hemel zijn, bedekt werden. |
Genesis 7:20 | Vijftien ellen omhoog namen de wateren de overhand, en de bergen werden bedekt. |
Genesis 8:4 | En de ark rustte in de zevende maand, op den zeventienden dag der maand, op de bergen van Ararat. |
Genesis 8:5 | En de wateren waren gaande, en afnemende tot de tiende maand; in de tiende [maand], op den eersten der maand, werden de toppen der bergen gezien. |
Genesis 10:30 | En hun woning was van Mescha af, daar gij gaat naar Sefar, het gebergte van het oosten. |
Genesis 12:8 | En hij brak op van daar naar het gebergte, tegen het oosten van Beth-el, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Beth-el tegen het westen, en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar, en riep den Naam des HEEREN aan. |
Genesis 14:6 | En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van Paran, hetwelk aan de woestijn is. |
Genesis 14:10 | Het dal nu van Siddim was vol lijmputten; en de koningen van Sodom en Gomorra vluchtten, en vielen aldaar; en de overgeblevenen vluchtten naar het gebergte. |
Genesis 19:17 | En het geschiedde als zij hen uitgebracht hadden naar buiten, zo zeide Hij: behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt. |
Genesis 19:19 | Zie toch, Uw knecht heeft genade gevonden in Uw ogen, en Gij hebt Uw weldadigheid groot gemaakt, die Gij aan mij gedaan hebt, om mijn ziel te behouden bij het leven; maar ik zal niet kunnen behouden worden naar het gebergte heen, opdat mij niet misschien dat kwaad aankleve, en ik sterve! |
Genesis 19:30 | En Lot toog op uit Zoar, en woonde op den berg, en zijn twee dochters met hem; want hij vreesde binnen Zoar te wonen. En hij woonde in een spelonk, hij en zijn twee dochters. |
Genesis 22:2 | En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, dien gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moria, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, dien Ik u zeggen zal. |
Genesis 22:14 | En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien! Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden! |
Genesis 31:21 | En hij vlood, en al wat het zijne was, en hij maakte zich op, en voer over de rivier, en hij zette zijn aangezicht naar het gebergte Gilead. |
Genesis 31:23 | Toen nam hij zijn broeders met zich, en jaagde hem achterna, een weg van zeven dagen, en hij kreeg hem op het gebergte van Gilead. |
Genesis 31:25 | En Laban achterhaalde Jakob; Jakob nu had zijn tent geslagen op dat gebergte; ook sloeg Laban met zijn broederen [de zijne] op het gebergte van Gilead. |
Genesis 31:54 | Toen slachtte Jakob een slachting op dat gebergte, en hij nodigde zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, en vernachtten op dat gebergte. |
Genesis 36:8 | Derhalve woonde Ezau op het gebergte Seir. Ezau is Edom. |
Genesis 36:9 | Dit nu zijn de geboorten van Ezau, den vader der Edomieten, op het gebergte van Seir. |
Exodus 3:1 | En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, den priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb. |