H2091 זָהָב
goud gave, goud, al wat van goud, gouden, geheel goud

Bijbelteksten

Exodus 28:23Gij zult ook aan den borstlap twee gouden ringen maken; en gij zult de twee ringen aan de twee einden van den borstlap zetten.
Exodus 28:24Dan zult gij de twee gedraaide gouden [ketentjes] in de twee ringen doen, aan de einden van den borstlap.
Exodus 28:26Gij zult nog twee gouden ringen maken, en zult ze aan de twee einden des borstlaps zetten; inwendig aan zijn rand, die aan de zijde van den efod zijn zal.
Exodus 28:27Nog zult gij twee gouden ringen maken, die gij zetten zult aan de twee schouderbanden van den efod, beneden aan de voorste zijde, tegenover zijn voege, boven den kunstelijken riem des efods.
Exodus 28:33En aan deszelfs zomen zult gij granaatappelen maken van hemelsblauw, en van purper, en van scharlaken, aan zijn zomen rondom, en gouden schelletjes rondom tussen dezelve.
Exodus 28:34Dat er een gouden schelletje, daarna een granaatappel zij; [wederom] een gouden schelletje, en een granaatappel, aan de zomen des mantels rondom.
Exodus 28:36Verder zult gij een plaat maken van louter goud, en gij zult daarin graveren, gelijk men de zegelen graveert: DE HEILIGHEID DES HEEREN!
Exodus 30:3En gij zult het met louter goud overtrekken, zijn dak en deszelfs wanden rondom, als ook zijn hoornen; en gij zult het een gouden krans rondom maken.
Exodus 30:4Gij zult ook twee gouden ringen daaraan maken, onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij dezelve maken, aan zijn beide zijden; en zij zullen zijn tot plaatsen voor de handbomen, dat men het daarmede drage.
Exodus 30:5De draagbomen nu zult gij van sittimhout maken, en gij zult die met goud overtrekken.
Exodus 31:4Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, en in koper,
Exodus 32:2Aaron nu zeide tot hen: Rukt af de gouden oorsierselen, die in de oren uwer vrouwen, uwer zonen, en uwer dochteren zijn; en brengt ze tot mij.
Exodus 32:3Toen rukte het ganse volk de gouden oorsierselen af, die in hun oren waren; en zij brachten ze tot Aaron.
Exodus 32:24Toen zeide ik tot hen: Wie goud heeft, die rukke het af, en geve het mij; en ik wierp het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen.
Exodus 32:31Zo keerde Mozes weder tot den HEERE, en zeide: Och, dit volk heeft een grote zonde gezondigd, dat zij zich gouden goden gemaakt hebben.
Exodus 35:5Neemt van hetgeen, dat gijlieden hebt, een hefoffer den HEERE; een ieder, wiens hart vrijwillig is, zal het brengen, ten hefoffer des HEEREN: goud, en zilver, en koper;
Exodus 35:22Zo kwamen dan de mannen met de vrouwen, alle vrijwilligen van hart; zij brachten haken, en oorsierselen, en ringen, en spanselen, alle gouden vaten; en alle man, die een gouden beweegoffer den HEERE offerde,
Exodus 35:32En om te bedenken vernuftigen arbeid, te werken in goud, en in zilver, en in koper,
Exodus 36:13Hij maakte ook vijftig gouden haakjes, en voegde de gordijnen samen, de ene aan de andere, met deze haakjes, dat het een tabernakel werd.
Exodus 36:34En hij overtrok de berderen met goud, en hun ringen (de plaatsen voor de richelen) maakte hij van goud; de richelen overtrok hij ook met goud.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs