1 Kronieken 16:15 | Gedenkt tot in der eeuwigheid Zijns verbonds, des woords, [dat] Hij ingesteld heeft tot in het duizendste geslacht; |
1 Kronieken 18:15 | Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier; |
2 Kronieken 6:42 | O HEERE God! wend het aangezicht Uws gezalfden niet af; gedenk der weldadigheden van David, Uw knecht. |
2 Kronieken 24:22 | Zo gedacht de koning Joas niet der weldadigheid, die zijn vader Jojada aan hem gedaan had, maar doodde zijn zoon; dewelke, als hij stierf, zeide: De HEERE zal het zien en zoeken! |
2 Kronieken 34:8 | In het achttiende jaar nu zijner regering, als hij het land en het huis gereinigd had, zond hij Safan, den zoon van Azalia, en Maaseja, den overste der stad, en Joha, den zoon van Joahaz, den kanselier, om het huis des HEEREN, zijns Gods, te verbeteren. |
Nehemia 1:8 | Gedenk toch des woords, dat Gij Uw knecht Mozes geboden hebt, zeggende: Gijlieden zult overtreden, Ik zal u onder de volken verstrooien. |
Nehemia 4:14 | En ik zag toe, en maakte mij op, en zeide tot de edelen, en tot de overheden, en tot het overige des volks: Vreest niet voor hun aangezicht; denkt aan dien groten en vreselijken HEERE, en strijdt voor uw broederen, uw zonen en uw dochteren, uw vrouwen en uw huizen. |
Nehemia 5:19 | Gedenk mijner, mijn God, ten goede, alles, wat ik aan dit volk gedaan heb. |
Nehemia 6:14 | Gedenk, mijn God, aan Tobia en aan Sanballat, naar deze zijn werken; en ook aan de profetes Noadja, en aan de andere profeten, die mij gezocht hebben vreesachtig te maken. |
Nehemia 9:17 | En zij hebben geweigerd te horen, en niet gedacht aan Uw wonderen, die Gij bij hen gedaan hadt, en hebben hun nek verhard, en in hun wederspannigheid een hoofd gesteld, om weder te keren tot hun dienstbaarheid. Doch Gij, een God van vergevingen, genadig en barmhartig, lankmoedig, en groot van weldadigheid, hebt hen evenwel niet verlaten. |
Nehemia 13:14 | Gedenk mijner, mijn God, in dezen; en delg mijn weldadigheden niet uit, die ik aan het huis mijns Gods en aan Zijn wachten gedaan heb. |
Nehemia 13:22 | Voorts zeide ik tot de Levieten, dat zij zich zouden reinigen, en de poorten komen wachten, om den sabbatdag te heiligen. Gedenk mijner ook [in] dezen, mijn God! en verschoon mij naar de veelheid Uwer goedertierenheid. |
Nehemia 13:29 | Gedenk aan hen, mijn God, omdat zij het priesterdom hebben verontreinigd, ja, het verbond des priesterdoms en der Levieten. |
Nehemia 13:31 | Ook tot het offer des houts, op bestemde tijden, en tot de eerstelingen. Gedenk mijner, mijn God, ten goede. |
Esther 2:1 | Na deze geschiedenissen, toen de grimmigheid van den koning Ahasveros gestild was, gedacht hij aan Vasthi, en wat zij gedaan had, en wat over haar besloten was. |
Esther 9:28 | Dat deze dagen gedacht zouden worden en onderhouden, in alle en elk geslacht, elk huisgezin, elk landschap en elke stad; en dat deze dagen van Purim niet zouden overtreden worden onder de Joden, en dat de gedachtenis derzelve geen einde nemen zou bij hun zaad. |
Job 4:7 | Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd? |
Job 7:7 | Gedenk, dat mijn leven een wind is; mijn oog zal niet wederkomen, om het goede te zien. |
Job 10:9 | Gedenk toch, dat Gij mij als leem bereid hebt, en mij tot stof zult doen wederkeren. |
Job 11:16 | Want gij zult de moeite vergeten, [en harer] gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn. |