H2186 זָנַח
verstoten, verwerpen, verre terugdrijven ((Isa, onmogelijk maken, wegwerpen, derven doen - (La
1 Kronieken 28:9 | En gij, mijn zoon Salomo, ken den God uws vaders, en dien Hem met een volkomen hart en met een willige ziel; want de HEERE doorzoekt alle harten, en Hij verstaat al het gedichtsel der gedachten; indien gij Hem zoekt, Hij zal van u gevonden worden; maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u tot in eeuwigheid verstoten. |
2 Kronieken 11:14 | Want de Levieten verlieten hun voorsteden en hun bezitting, en kwamen in Juda en in Jeruzalem; want Jerobeam en zijn zonen hadden hen verstoten, van het priesterdom den HEEREN te mogen bedienen. |
2 Kronieken 29:19 | Alle gereedschap ook, dat de koning Achaz, onder zijn koninkrijk, door zijn overtreding weggeworpen had, hebben wij bereid en geheiligd; en zie, zij zijn voor het altaar des HEEREN. |
Psalm 43:2 | Want Gij zijt de God mijner sterkte; waarom verstoot Gij mij [dan]? Waarom ga ik steeds in het zwart, vanwege des vijands onderdrukking? |
Psalm 44:10 | Maar [nu] hebt Gij ons verstoten en te schande gemaakt, dewijl Gij met onze krijgsheiren niet uittrekt. |
Psalm 44:24 | Waak op, waarom zoudt Gij slapen, HEERE! Ontwaak, verstoot niet in eeuwigheid. |
Psalm 60:3 | O God! Gij hadt ons verstoten, Gij hadt ons gescheurd, Gij zijt toornig geweest; keer weder tot ons. |
Psalm 60:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! [Die] ons verstoten hadt, en niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? |
Psalm 74:1 | Een onderwijzing, voor Asaf. O God! waarom verstoot Gij in eeuwigheid? [Waarom] zou Uw toorn roken tegen de schapen Uwer weide? |
Psalm 77:8 | Zal dan de Heere in eeuwigheden verstoten, en voortaan niet meer goedgunstig zijn? |
Psalm 88:15 | HEERE! waarom verstoot Gij mijn ziel, [en] verbergt Uw aanschijn voor mij? |
Psalm 89:39 | Maar Gij hebt [hem] verstoten en verworpen; Gij zijt verbolgen geworden tegen Uw gezalfde. |
Psalm 108:12 | Zult Gij het niet zijn, o God! [Die] ons verstoten hadt, en Die niet uittoogt, o God! met onze heirkrachten? |
Jesaja 19:6 | Zij zullen ook de rivieren verre terugdrijven, zij zullen ze uithozen, en de gedamde stromen opdrogen; het riet en het schilf zullen verwelken. |
Klaagliederen 2:7 | [Zain.] De Heere heeft Zijn altaar verstoten. Hij heeft Zijn heiligdom te niet gedaan, Hij heeft de muren harer paleizen in des vijands hand overgegeven; zij hebben in het huis des HEEREN een stem verheven als op den dag eens gezetten hoogtijds. |
Klaagliederen 3:17 | [Vau.] En Gij hebt mijn ziel verre van den vrede verstoten, ik heb het goede vergeten. |
Klaagliederen 3:31 | [Caph.] Want de Heere zal niet verstoten in eeuwigheid. |
Hosea 8:3 | Israel heeft het goede verstoten; de vijand zal hem vervolgen. |
Hosea 8:5 | Uw kalf, o Samaria! heeft [u] verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; hoe lang zullen zij de reinigheid niet verdragen? |
Zacharia 10:6 | En Ik zal het huis van Juda versterken, en het huis van Jozef zal Ik behouden, en Ik zal hen weder inzetten; want Ik heb Mij hunner ontfermd, en zij zullen wezen, alsof Ik hen niet verstoten had; want Ik ben de HEERE, hun God, en Ik zal ze verhoren. |