H2336 חוֹחַ
haken met -, dorens, doorn, netelen, distel(en), haak, doornen
1 Samuel 13:6 | Toen de mannen van Israel zagen, dat zij in nood waren (want het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de vestingen, en in de putten. |
2 Koningen 14:9 | Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel. |
2 Kronieken 25:18 | Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, om te zeggen: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, om te zeggen: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad de distel. |
2 Kronieken 33:11 | Daarom bracht de HEERE over hen de krijgsoversten, die de koning van Assyrie had, dewelke Manasse gevangen namen onder de doornen; en zij bonden hem met twee koperen ketenen, en voerden hem naar Babel. |
Job 31:40 | Dat voor tarwe distelen voortkomen, en voor gerst stinkkruid! De woorden van Job hebben een einde. |
Job 40:21 | Zult gij hem een bieze in den neus leggen, of met een doorn zijn kaak doorboren? |
Spreuken 26:9 | [Gelijk] een doorn gaat in de hand eens dronkaards, alzo is een spreuk in den mond der zotten. |
Hooglied 2:2 | Gelijk een lelie onder de doornen, alzo is Mijn vriendin onder de dochteren. |
Jesaja 34:13 | En in hun paleizen zullen doornen opgaan, netelen en distelen in hun vestingen; en het zal een woning der draken zijn, een zaal voor de jongen der struisen. |
Hosea 9:6 | Want ziet, zij gaan daarhenen vanwege de verstoring; Egypte zal ze verzamelen, Mof zal ze begraven; begeerte zal er zijn naar hun zilver, netelen zullen hen erfelijk bezitten, doornen zullen in hun tenten zijn. |