H2363 חוּשׁ
bespoedigen, komen snellijk doen, genieten, haastig, (zich) haasten, haast maken, spoeden zich -
Numeri 32:17 | Maar wij zelven zullen ons toerusten, haastende voor het aangezicht der kinderen Israëls, totdat wij hen aan hun plaats zullen gebracht hebben; en onze kinderen zullen blijven in de vaste steden, vanwege de inwoners des lands. |
Deuteronomium 32:35 | Mijn is de wraak en de vergelding, ten tijde als hunlieder voet zal wankelen; want de dag huns ondergangs is nabij, en de dingen, die hun zullen gebeuren, haasten. |
Richteren 20:37 | En de achterlage haastte, en brak voorwaarts naar Gibea toe; ja, de achterlage trok recht door, en sloeg de ganse stad met de scherpte des zwaards. |
1 Samuel 20:38 | Wederom riep Jonathan den jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen van Jonathan nu raapte den pijl op, en hij kwam tot zijn heer. |
Job 20:2 | Daarom doen mijn gedachten mij antwoorden, en over zulks is mijn verhaasten in mij. |
Job 31:5 | Zo ik met ijdelheid omgegaan heb, en mijn voet gesneld heeft tot bedriegerij; |
Psalm 22:20 | Maar Gij, HEERE! wees niet verre; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp. |
Psalm 38:23 | Haast U tot mijn hulp, HEERE, mijn Heil! |
Psalm 40:14 | Het behage U, HEERE! mij te verlossen; HEERE! haast U tot mijn hulp. |
Psalm 55:9 | Ik zou haasten, dat ik ontkwame, van den drijvenden wind, van den storm. |
Psalm 70:2 | Haast U, o God, om mij te verlossen, o HEERE, tot mijn hulp. |
Psalm 70:6 | Doch ik ben ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; HEERE, vertoef niet! |
Psalm 71:12 | O God, wees niet verre van mij; mijn God! haast U tot mijn hulp. |
Psalm 119:60 | Ik heb gehaast, en niet vertraagd Uw geboden te onderhouden. |
Psalm 141:1 | Een psalm van David. HEERE! ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep. |
Prediker 2:25 | (Want wie zou er van eten, of wie zou zich [daartoe] haasten, meer dan ik zelf?) |
Jesaja 5:19 | Die daar zeggen: Dat Hij haaste, dat Hij Zijn werk bespoedige, opdat wij het zien; en laat naderen en komen den raadslag des Heiligen van Israel, dat wij [het] vernemen! |
Jesaja 28:16 | Daarom, alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik leg een grondsteen in Sion, een beproefden steen, een kostelijken hoeksteen, die wel vast gegrondvest is; wie gelooft, die zal niet haasten. |
Jesaja 60:22 | De kleinste zal tot duizend worden, en de minste tot een machtig volk; Ik, de HEERE, zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen. |
Habakuk 1:8 | Want zijn paarden zijn lichter dan de luipaarden, en zij zijn scherper dan de avondwolven, en zijn ruiters verspreiden zich; ja, zijn ruiters zullen van verre komen, zij zullen vliegen als een arend, zich spoedende om te eten. |