H2505 חָלַק
, dealt, smoother, part, distribute, flatter, divide
Genesis 14:15 | En hij verdeelde zich tegen hen des nachts, hij en zijn knechten, en sloeg ze; en hij jaagde hen na tot Hoba toe, hetwelk is ter linkerhand van Damaskus. |
Genesis 49:7 | Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israel. |
Genesis 49:27 | Benjamin zal [als] een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen. |
Exodus 15:9 | De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, ik zal den buit delen, mijn ziel zal van hen vervuld worden, ik zal mijn zwaard uittrekken, mijn hand zal hen uitroeien. |
Numeri 26:53 | Aan dezen zal het land uitgedeeld worden ter erfenis, naar het getal der namen. |
Numeri 26:55 | Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner vaderen zullen zij erven. |
Numeri 26:56 | Naar het lot zal elks erfenis gedeeld worden tussen de velen, en de weinigen. |
Deuteronomium 4:19 | Dat gij ook uw ogen niet opheft naar den hemel, en aanziet de zon, en de maan, en de sterren, des hemels ganse heir; en wordt aangedreven, dat gij u voor die buigt, en hen dient; dewelke de HEERE uw God, aan alle volken onder den gansen hemel heeft uitgedeeld. |
Deuteronomium 29:26 | En zij heengegaan zijn, en andere goden gediend en zich voor die gebogen hebben; goden, die hen niet gekend hadden, en geen van welke hun iets medegedeeld had; |
Jozua 13:7 | En nu, deel dit land tot een erfdeel aan de negen stammen, en aan den halven stam van Manasse, |
Jozua 14:5 | Gelijk als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de kinderen Israels, en zij deelden het land. |
Jozua 18:2 | En er bleven over onder de kinderen Israels, aan dewelken zij hun erfdeel niet uitgedeeld hadden, zeven stammen. |
Jozua 18:5 | Zij nu zullen het delen in zeven delen; Juda zal blijven op zijn landpale van het zuiden, en het huis van Jozef zal blijven op zijn landpale van het noorden. |
Jozua 18:10 | Toen wierp Jozua het lot voor hen te Silo, voor het aangezicht des HEEREN. En Jozua deelde aldaar den kinderen Israels het land, naar hun afdelingen. |
Jozua 19:51 | Dit zijn de erfdelen, welke Eleazar, de priester, en Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen van de stammen, door het lot aan de kinderen Israels erfelijk uitdeelden te Silo, voor het aangezicht des HEEREN, aan de deur van de tent der samenkomst. Aldus maakten zij een einde van het uitdelen des lands. |
Jozua 22:8 | En hij sprak tot hen, zeggende: Keert weder tot uw tenten met veel rijkdom, en met zeer veel vee, met zilver, en met goud, en met koper, en met ijzer, en met zeer veel klederen; deelt den roof uwer vijanden met uw broederen. |
Richteren 5:30 | Zouden zij dan den buit niet vinden [en] delen? een liefje, [of] twee liefjes, voor iegelijken man? Voor Sisera, een buit van verscheidene verven, een buit van verscheidene verven, gestikt; van verscheiden verf aan beide zijden gestikt, voor de buithalzen? |
1 Samuel 30:24 | Wie zou toch ulieden in deze zaak horen? Want gelijk het deel dergenen is, die in den strijd mede afgetogen zijn, alzo zal ook het deel dergenen zijn, die bij het gereedschap gebleven zijn; zij zullen gelijkelijk delen. |
2 Samuel 6:19 | En hij deelde uit aan het ganse volk, aan de ganse menigte van Israel, van de mannen tot de vrouwen toe, aan een iegelijk een broodkoek, en een schoon stuk [vlees], en een fles [wijn]. Toen ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis. |
2 Samuel 19:29 | Toen zeide de koning tot hem: Waarom spreekt gij meer [van] uw zaken? Ik heb gezegd: Gij en Ziba, deelt het land. |