H2560 חָמַר
bemodderd, schuimen, bestrijken, onrust vol -, bruisen, belijmen, rood, beroeren
Exodus 2:3 | Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij legde het knechtje daarin, en legde het in de biezen, aan den oever der rivier. |
Job 16:16 | Mijn aangezicht is gans bemodderd van wenen, en over mijn oogleden is des doods schaduw. |
Psalm 46:4 | Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela. |
Psalm 75:9 | Want in des HEEREN hand is een beker, en de wijn is beroerd, vol van mengeling, en Hij schenkt daaruit; doch alle goddelozen der aarde zullen zijn droesemen uitzuigende drinken. |
Klaagliederen 1:20 | [Resch.] Aanzie, HEERE, want mij is bange; mijn ingewand is beroerd, mijn hart heeft zich omgekeerd in het binnenste van mij, want ik ben zeer wederspannig geweest; van buiten heeft [mij] het zwaard van kinderen beroofd, van binnen is als de dood. |
Klaagliederen 2:11 | [Caph.] Mijn ogen zijn verteerd door tranen, mijn ingewand wordt beroerd; mijn lever is ter aarde uitgeschud, vanwege de breuk der dochter mijns volks; omdat het kind en de zuigeling op de straten der stad in onmacht zinken; |