H2568 חָמֵשׁ
vijf, vijftiende, vijfmaal, vijfhonderd, vijfde, vijftien

Bijbelteksten

2 Kronieken 13:17Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met een groten slag; want uit Israel vielen verslagen vijfhonderd duizend uitgelezen mannen.
2 Kronieken 15:10En zij vergaderden zich te Jeruzalem, in de derde maand, in het vijftiende jaar van het koninkrijk van Asa.
2 Kronieken 15:19En er was geen oorlog tot in het vijf en dertigste jaar van het koninkrijk van Asa.
2 Kronieken 20:31Zo regeerde Josafat over Juda; hij was vijf en dertig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde vijf en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Azuba, een dochter van Silhi.
2 Kronieken 25:1Amazia, vijf en twintig jaren oud zijnde, werd koning, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Joaddan, van Jeruzalem.
2 Kronieken 25:25Amazia nu, de zoon van Joas, de koning van Juda, leefde na den dood van Joas, den zoon van Joahaz, den koning van Israel, vijftien jaren.
2 Kronieken 26:13En onder hun hand was een krijgsheir van driehonderd zeven duizend en vijfhonderd, die met strijdbare kracht zich ten oorlog oefenden, om den koning tegen den vijand te helpen.
2 Kronieken 27:1Jotham was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd, en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Jerusa, een dochter van Zadok.
2 Kronieken 27:8Hij was vijf en twintig jaren oud, toen hij koning werd; en hij regeerde zestien jaren te Jeruzalem.
2 Kronieken 29:1Jehizkia werd koning, vijf en twintig jaren oud zijnde, en regeerde negen en twintig jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Abia, een dochter van Zacharia.
2 Kronieken 33:1Manasse was twaalf jaren oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem.
2 Kronieken 35:9Daartoe Chonanja, en Semaja, en Nethaneel, zijn broeders, mitsgaders Hasabja, en Jeiel, en Jozabad, de oversten der Levieten, gaven den Levieten tot paasofferen, vijf duizend [klein vee] en vijfhonderd runderen.
2 Kronieken 36:5Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods.
Ezra 1:11Alle vaten van goud en van zilver waren vijf duizend en vierhonderd; deze alle voerde Sesbazar op, met degenen, die van de gevangenis opgevoerd werden, van Babel naar Jeruzalem.
Ezra 2:5De kinderen van Arach, zevenhonderd vijf en zeventig.
Ezra 2:8De kinderen van Zatthu, negenhonderd vijf en veertig.
Ezra 2:20De kinderen van Gibbar, vijf en negentig.
Ezra 2:33De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd vijf en twintig.
Ezra 2:34De kinderen van Jericho, driehonderd vijf en veertig.
Ezra 2:66Hun paarden waren zevenhonderd zes en dertig; hun muildieren, tweehonderd vijf en veertig;

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs