H2585 חֲנוֹךְ
Henoch, Hanoch, Chanok

Bijbelteksten

Genesis 4:17En Kain bekende zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij bouwde een stad, en noemde den naam dier stad naar den naam zijns zoons, Henoch.
Genesis 4:18En aan Henoch werd Hirad geboren; en Hirad gewon Mechujael; en Mechujael gewon Methusael; en Methusael gewon Lamech.
Genesis 5:18En Jered leefde honderd twee en zestig jaren, en hij gewon Henoch.
Genesis 5:19En Jered leefde, nadat hij Henoch gewonnen had, achthonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
Genesis 5:21En Henoch leefde vijf en zestig jaren, en hij gewon Methusalach.
Genesis 5:22En Henoch wandelde met God, nadat hij Methusalach gewonnen had, driehonderd jaren; en hij gewon zonen en dochteren.
Genesis 5:23Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijf en zestig jaren.
Genesis 5:24Henoch dan wandelde met God; en hij was niet [meer]; want God nam hem weg.
Genesis 25:4En de zonen van Midian waren Efa en Efer, en Henoch en Abida, en Eldaa. Deze allen waren zonen van Ketura.
Genesis 46:9En de zonen van Ruben: Hanoch, en Pallu, en Hezron, en Karmi.
Exodus 6:13Dit zijn de hoofden van [ieder] huis hunner vaderen: de zonen van Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi; dit zijn de huisgezinnen van Ruben.
Numeri 26:5Ruben was de eerstgeborene van Israel. De zonen van Ruben waren: Hanoch, [van welken] was het geslacht der Hanochieten; van Pallu het geslacht der Palluieten;
1 Kronieken 1:3Henoch, Methusalah, Lamech,
1 Kronieken 1:33De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.
1 Kronieken 5:3De kinderen van Ruben, den eerstgeborene van Israel, zijn Hanoch en Pallu, Hezron en Charmi.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel