H2787 חָרַר
gloeien, verbranden, uitbranden, hard, gloed door een - verteren, branden, ontsteken
Job 30:30 | Mijn huid is zwart geworden over mij, en mijn gebeente is ontstoken van dorrigheid. |
Psalm 69:4 | Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God. |
Psalm 102:4 | Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard. |
Spreuken 26:21 | De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken. |
Hooglied 1:6 | Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken; zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed. |
Jesaja 24:6 | Daarom verteert de vloek het land, en die daarin wonen, zullen verwoest worden; daarom zullen de inwoners des lands verbrand worden, en er zullen weinig mensen overblijven. |
Jeremia 6:29 | De blaasbalg is verbrand, het lood is van het vuur verteerd; te vergeefs heeft [de smelter] zo vlijtiglijk gesmolten, dewijl de bozen niet afgetrokken zijn. |
Ezechiel 15:4 | Ziet, het wordt aan het vuur overgegeven, opdat het verteerd worde; het vuur verteert beide zijn einden, en zijn middelste wordt verbrand; zou het deugen tot een stuk werks? |
Ezechiel 15:5 | Ziet, toen het geheel was, werd het tot geen stuk werks gemaakt; hoeveel te min als het vuur dat verteerd heeft, zodat het verbrand is, zal het dan nog tot een stuk werks gemaakt worden? |
Ezechiel 24:10 | Draag veel houts toe, steek het vuur aan, verteer het vlees, en kruid [het] met specerijen, en laat de beenderen verbranden. |
Ezechiel 24:11 | Stel hem daarna ledig op zijn kolen, opdat hij heet worde, en zijn roest verbrande, en zijn onreinigheid in het midden van hem versmelte, zijn schuim verteerd worde. |