Genesis 1:2 | De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. |
Genesis 1:4 | En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis. |
Genesis 1:5 | En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag. |
Genesis 1:18 | En om te heersen op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed was. |
Exodus 10:21 | Toen zeide de HEERE tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal duisternis komen over Egypteland, dat men de duisternis tasten zal. |
Exodus 10:22 | Als Mozes zijn hand uitstrekte naar den hemel, werd er een dikke duisternis in het ganse Egypteland, drie dagen. |
Exodus 14:20 | En zij kwamen tussen het leger der Egyptenaren, en tussen het leger van Israel; en de wolk was te gelijk duisternis en verlichtte den nacht; zodat de een tot den ander niet naderde den gansen nacht. |
Deuteronomium 4:11 | En gijlieden naderdet en stondt beneden dien berg; (die berg nu brandde van vuur, tot aan het midden des hemels; er was duisternis, wolken en donkerheid). |
Deuteronomium 5:23 | En het geschiedde, als gij die stem uit het midden der duisternis hoordet, en de berg van vuur brandde, zo naderdet gij tot mij, alle hoofden uwer stammen, en uw oudsten, |
Jozua 2:5 | En het geschiedde, als men de poort zou sluiten, als het duister was, dat die mannen uitgingen; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn; jaagt hen haastelijk na, want gij zult ze achterhalen. |
1 Samuel 2:9 | Hij zal de voeten Zijner gunstgenoten bewaren; maar de goddelozen zullen zwijgen in duisternis; want een man vermag niet door kracht. |
2 Samuel 22:12 | En Hij zette duisternis rondom Zich tot tenten, een samenbinding der wateren, wolken des hemels. |
2 Samuel 22:29 | Want Gij zijt mijn Lamp, o HEERE, en de HEERE doet mijn duisternis opklaren. |
Job 3:4 | Diezelve dag zij duisternis; dat God naar hem niet vrage van boven; en dat geen glans over hem schijne; |
Job 3:5 | Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags! |
Job 5:14 | Des daags ontmoeten zij de duisternis, en gelijk des nachts tasten zij in de middag. |
Job 10:21 | Eer ik henenga (en niet wederkom) in een land der duisternis en der schaduwe des doods; |
Job 12:22 | Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht. |
Job 12:25 | Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard. |
Job 15:22 | Hij gelooft niet uit de duisternis weder te keren, maar dat hij beloerd wordt ten zwaarde. |