Ruth 3:13 | Blijf dezen nacht over; voorts in den morgen zal het geschieden, indien hij u lost, goed, laat hem lossen; maar indien het hem niet lust u te lossen, zo zal ik u lossen, [zo waarachtig als] de HEERE leeft; leg u neder tot den morgen toe. |
Ruth 4:15 | Die zal u zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden; want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, dewelke u beter is dan zeven zonen. |
1 Samuel 1:8 | Toen zeide Elkana, haar man: Hanna, waarom weent gij, en waarom eet gij niet, en waarom is uw hart kwalijk gesteld? Ben ik u niet beter dan tien zonen? |
1 Samuel 1:23 | En Elkana, haar man, zeide tot haar: Doe, wat goed is in uw ogen; blijf, totdat gij hem zult gespeend hebben; de HEERE bevestige naar Zijn woord! Alzo bleef de vrouw, en zoogde haar zoon, totdat zij hem speende. |
1 Samuel 2:24 | Niet, mijn zonen; want dit is geen goed gerucht, dat ik hoor; gij maakt, dat het volk des HEEREN overtreedt. |
1 Samuel 2:26 | En de jongeling Samuel nam toe, en werd groot en aangenaam beide bij den HEERE en ook bij de mensen. |
1 Samuel 3:18 | Toen gaf hem Samuel te kennen al die woorden, en verborg [ze] voor hem niet. En hij zeide: Hij is de HEERE; Hij doe, wat goed is in Zijn ogen! |
1 Samuel 8:14 | En uw akkers, en uw wijngaarden, en uw olijfgaarden, die de beste zijn, zal hij nemen, en zal ze aan zijn knechten geven. |
1 Samuel 8:16 | En hij zal uw knechten, en uw dienstmaagden, en uw beste jongelingen, en uw ezelen nemen, en hij zal zijn werk daarmede doen. |
1 Samuel 9:2 | Die had een zoon, wiens naam was Saul, een jongeling, en schoon, ja, er was geen schoner man dan hij onder de kinderen Israels; van zijn schouderen en opwaarts was hij hoger dan al het volk. |
1 Samuel 9:10 | Toen zeide Saul tot zijn jongen: Uw woord is goed, kom, laat ons gaan. En zij gingen naar de stad, waar de man Gods was. |
1 Samuel 11:10 | En de mannen van Jabes zeiden: Morgen zullen wij tot ulieden uitgaan, en gij zult ons doen naar alles, wat goed is in uw ogen. |
1 Samuel 12:23 | Wat ook mij aangaat, het zij verre van mij, dat ik tegen den HEERE zou zondigen, dat ik zou aflaten voor ulieden te bidden; maar ik zal u den goeden en rechten weg leren. |
1 Samuel 14:36 | Daarna zeide Saul: Laat ons aftrekken de Filistijnen na, bij nacht, en laat ons dezelve beroven, totdat het morgen licht worde, en laat ons niet een man onder hen overig laten. Zij nu zeiden: Doe al wat goed is in uw ogen; maar de priester zeide: Laat ons herwaarts tot God naderen. |
1 Samuel 14:40 | Verder zeide hij tot het ganse Israel: Gijlieden zult aan de ene zijde zijn, en ik en mijn zoon Jonathan zullen aan de andere zijde zijn. Toen zeide het volk tot Saul: Doe, wat goed is in uw ogen. |
1 Samuel 15:9 | Doch Saul en het [ganse] volk verschoonde Agag, en de beste schapen, en runderen, en de naast [beste], en de lammeren, en al wat best was, en zij wilden ze niet verbannen; maar alle ding, dat verachtzaam, en dat verdwijnende was, verbanden zij. |
1 Samuel 15:22 | Doch Samuel zeide: Heeft de HEERE lust aan brandofferen, en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. |
1 Samuel 15:28 | Toen zeide Samuel tot hem: De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israel van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij. |
1 Samuel 16:12 | Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig, mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het. |
1 Samuel 19:4 | Zo sprak dan Jonathan goed van David tot zijn vader Saul; en hij zeide tot hem: De koning zondige niet tegen zijn knecht David, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, en omdat zijn daden voor u zeer goed zijn. |