H3048 יְדַעְיָה
Jedaja

Bijbelteksten

1 Kronieken 9:10Van de priesteren nu, Jedaja, en Jojarib, en Jachin,
1 Kronieken 24:7Het eerste lot nu ging uit voor Jojarib, het tweede voor Jedaja,
Ezra 2:36De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig.
Nehemia 7:39De priesters: de kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig;
Nehemia 11:10Van de priesteren: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jachin;
Nehemia 12:6Semaja, en Jojarib, Jedaja,
Nehemia 12:7Sallu, Amok, Hilkia, Jedaja; dat waren de hoofden der priesteren, en hun broederen, in de dagen van Jesua.
Nehemia 12:19En van Jojarib, Matthenai; van Jedaja, Uzzi;
Nehemia 12:21Van Hilkia, Hasabja; van Jedaja, Nethaneel.
Zacharia 6:10Neem van de gevankelijk weggevoerden van Cheldai, van Tobia, en van Jedaja, en kom gij te dien dage, en ga in ten huize van Josia, den zoon van Zefanja, dewelke uit Babel gekomen zijn;
Zacharia 6:14En die kronen zullen wezen voor Chelem, en voor Tobia, en voor Jedaja, en voor Chen, den zoon van Zefanja, tot een gedachtenis in den tempel des HEEREN.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen