H3176 יָחַל
wachten, hopen, verwachten

Bijbelteksten

Psalm 69:4Ik ben vermoeid van mijn roepen, mijn keel is ontstoken, mijn ogen zijn bezweken, daar ik ben hopende op mijn God.
Psalm 71:14Doch ik zal geduriglijk hopen, en zal al Uw lof nog groter maken.
Psalm 119:43En ruk het woord der waarheid van mijn mond niet al te zeer, want ik hoop op Uw rechten.
Psalm 119:49Zain. Gedenk des woords, tot Uw knecht [gesproken], op hetwelk Gij mij hebt doen hopen.
Psalm 119:74Die U vrezen, zullen mij aanzien, en zich verblijden, omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
Psalm 119:81Caph. Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil; op Uw woord heb ik gehoopt.
Psalm 119:114Gij zijt mijn Schuilplaats en mijn Schild; op Uw Woord heb ik gehoopt.
Psalm 119:147Ik ben de [morgen]schemering voorgekomen, en heb geschrei gemaakt; op Uw woord heb ik gehoopt.
Psalm 130:5Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord.
Psalm 130:7Israel hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing.
Psalm 131:3Israel hope op den HEERE van nu aan tot in der eeuwigheid.
Psalm 147:11De HEERE heeft een welgevallen aan hen, die Hem vrezen, die op Zijn goedertierenheid hopen.
Jesaja 42:4Hij zal niet verdonkerd worden, en Hij zal niet verbroken worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben besteld; en de eilanden zullen naar Zijn leer wachten.
Jesaja 51:5Mijn gerechtigheid is nabij, Mijn heil trekt uit, en Mijn armen zullen de volken richten; op Mij zullen de eilanden wachten, en op Mijn arm zullen zij hopen.
Klaagliederen 3:21[Zain.] Dit zal ik mij ter harte nemen, daarom zal ik hopen;
Klaagliederen 3:24[Cheth.] De HEERE is mijn Deel, zegt mijn ziel, daarom zal ik op Hem hopen.
Ezechiel 13:6Zij zien ijdelheid en leugenachtige voorzegging, die daar zeggen: De HEERE heeft gesproken, daar de HEERE hen niet gezonden heeft; en zij geven hope van het woord te zullen bevestigen.
Ezechiel 19:5Zij nu ziende, dat zij in hope was geweest, [doch] haar verwachting verloren was, zo nam zij een [ander] van haar welpen, hetwelk zij [tot] een jongen leeuw stelde.
Micha 5:6En Jakobs overblijfsel zal zijn in het midden van vele volken, als een dauw van den HEERE, als droppelen op het kruid, dat naar geen man wacht, noch mensenkinderen verbeidt.
Micha 7:7Maar ik zal uitzien naar den HEERE, ik zal wachten op de God mijns heils; mijn God zal mij horen.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs