H3205 יָלַד
baren, geboren worden, gewinnen, voortbrengen, vroedvrouw

Bijbelteksten

Genesis 16:15En Hagar baarde Abram een zoon; en Abram noemde den naam zijns zoons, die Hagar gebaard had, Ismael.
Genesis 16:16En Abram was zes en tachtig jaren oud, toen Hagar Ismael aan Abram baarde.
Genesis 17:17Toen viel Abraham op zijn aangezicht, en hij lachte; en hij zeide in zijn hart: Zal een, die honderd jaren oud is, [een kind] geboren worden; en zal Sara, die negentig jaren oud is, baren?
Genesis 17:19En God zeide: Voorwaar, Sara, uw huisvrouw, zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam noemen Izak; en Ik zal Mijn verbond met hem oprichten, tot een eeuwig verbond zijn zade na hem.
Genesis 17:20En aangaande Ismael heb Ik u verhoord; zie, Ik heb hem gezegend, en zal hem vruchtbaar maken, en hem gans zeer vermenigvuldigen; twaalf vorsten zal hij gewinnen, en Ik zal hem tot een groot volk stellen;
Genesis 17:21Maar Mijn verbond zal Ik met Izak oprichten, dien u Sara op dezen gezetten tijd in het andere jaar baren zal.
Genesis 18:13En de HEERE zeide tot Abraham: Waarom heeft Sara gelachen, zeggende: Zou ik ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben?
Genesis 19:37En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn naam Moab; deze is de vader der Moabieten, tot op dezen dag.
Genesis 19:38En de jongste baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag.
Genesis 20:17En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden.
Genesis 21:2En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, ter gezetter tijd, dien hem God gezegd had.
Genesis 21:3En Abraham noemde den naam zijns zoons, dien hem geboren was, dien hem Sara gebaard had, Izak.
Genesis 21:5En Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon geboren werd.
Genesis 21:7Voorts zeide zij: Wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd? want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom.
Genesis 21:9En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, dien zij Abraham gebaard had, spottende.
Genesis 22:20En het geschiedde na deze dingen, dat men Abraham boodschapte, zeggende: Zie, Milka heeft ook Nahor, uw broeder, zonen gebaard:
Genesis 22:23(En Bethuel gewon Rebekka) deze acht baarde Milka aan Nahor, den broeder van Abraham.
Genesis 22:24En zijn bijwijf, welker naam was Reuma, diezelve baarde ook Tebah, en Gaham, en Tahas, en Maacha.
Genesis 24:15En het geschiedde, eer hij geeindigd had te spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren was, den zoon van Milka, de huisvrouw van Nahor, den broeder van Abraham; en zij had haar kruik op haar schouder.
Genesis 24:24En zij had tot hem gezegd: Ik ben de dochter van Bethuel, den zoon van Milka, dien zij Nahor gebaard heeft.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech