H3205 יָלַד
baren, geboren worden, gewinnen, voortbrengen, vroedvrouw
Genesis 24:36 | En Sara, de huisvrouw van mijn heer, heeft mijn heer een zoon gebaard, nadat zij oud geworden was; en hij heeft hem gegeven alles, wat hij heeft. |
Genesis 24:47 | Toen vraagde ik haar, en zeide: Wiens dochter zijt gij? En zij zeide: De dochter van Bethuel, den zoon van Nahor, welken Milka hem gebaard heeft. Zo legde ik het voorhoofdsiersel op haar aangezicht, en de armringen aan haar handen; |
Genesis 25:2 | En zij baarde hem Zimran en Joksan, en Medan en Midian, en Jisbak en Suah. |
Genesis 25:3 | En Joksan gewon Seba en Dedan; en de zonen van Dedan waren de Assurieten, en Letusieten, en Leummieten. |
Genesis 25:12 | Dit nu zijn de geboorten van Ismael, den zoon van Abraham, dien Hagar, de Egyptische, dienstmaagd van Sara, Abraham gebaard heeft. |
Genesis 25:19 | Dit nu zijn de geboorten van Izak, den zoon van Abraham: Abraham gewon Izak. |
Genesis 25:24 | Als nu haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen in haar buik. |
Genesis 25:26 | En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen hield; daarom noemde men zijn naam Jakob. En Izak was zestig jaren oud, als hij hen gewon. |
Genesis 29:32 | En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben. |
Genesis 29:33 | En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Dewijl de HEERE gehoord heeft, dat ik gehaat was, zo heeft Hij mij ook dezen gegeven; en zij noemde zijn naam Simeon. |
Genesis 29:34 | En zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Nu zal zich ditmaal mijn man bij mij voegen, dewijl ik hem drie zonen gebaard heb; daarom noemde zij zijn naam Levi. |
Genesis 29:35 | En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en zeide: Ditmaal zal ik den HEERE loven; daarom noemde zij zijn naam Juda. En zij hield op van baren. |
Genesis 30:1 | Als nu Rachel zag, dat zij Jakob niet baarde, zo benijdde Rachel haar zuster; en zij zeide tot Jakob: Geef mij kinderen! of indien niet, zo ben ik dood. |
Genesis 30:3 | En zij zeide: Zie, daar is mijn dienstmaagd Bilha, ga tot haar in; dat zij op mijn knieen bare, en ik ook uit haar gebouwd worde. |
Genesis 30:5 | En Bilha werd zwanger, en baarde Jakob een zoon. |
Genesis 30:7 | En Bilha, Rachels dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden zoon. |
Genesis 30:9 | Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw. |
Genesis 30:10 | En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon. |
Genesis 30:12 | Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon. |
Genesis 30:17 | En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon. |