H3244 יַנְשׁוּף
schuifuit, oehoe, uil

Bijbelteksten

Leviticus 11:17En de steenuil, en het duikertje, en de schuifuit,
Deuteronomium 14:16En de steenuil, en de schuifuit, en de kauw,
Jesaja 34:11Maar de roerdomp en de nachtuil zullen het erfelijk bezitten, en de schuifuit, en de raaf zal daarin wonen; want Hij zal een richtsnoer der woestigheid over hen trekken, en een richtlood der ledigheid.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen