H3289 יָעַץ
raadplegen, raadsheer, (raad) geven, raadgever, raden, beraadslagen, raad houden
Exodus 18:19 | Hoor nu mijn stem, ik zal u raden, en God zal met u zijn; wees gij voor het volk bij God, en breng gij de zaken voor God; |
Numeri 24:14 | En nu, zie, ik ga tot mijn volk; kom, ik zal u raad geven, [en zeggen] wat dit volk uw volk doen zal in de laatste dagen. |
2 Samuel 15:12 | Absalom zond ook om Achitofel, den Giloniet, Davids raad, uit zijn stad, uit Gilo [te halen], als hij offeranden offerde. En de verbintenis werd sterk, en het volk kwam toe en vermeerderde bij Absalom. |
2 Samuel 16:23 | En in die dagen was Achitofels raad, dien hij raadde, als of men naar Gods woord gevraagd had; alzo was alle raad van Achitofel, zo bij David als bij Absalom. |
2 Samuel 17:7 | Toen zeide Husai tot Absalom: De raad, dien Achitofel op ditmaal geraden heeft, is niet goed. |
2 Samuel 17:11 | Maar ik rade, dat in alle haast tot u verzameld worde gans Israel, van Dan tot Ber-seba toe, als zand, dat aan de zee is, in menigte; en dat uw persoon medega in den strijd. |
2 Samuel 17:15 | En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters: Alzo en alzo heeft Achitofel Absalom en den oudsten van Israel geraden, maar alzo en alzo heb ik geraden. |
2 Samuel 17:21 | En het geschiedde, nadat zij weggegaan waren, zo klommen zij uit den put, en gingen henen en boodschapten het den koning David; en zij zeiden tot David: Maakt ulieden op, en gaat haastelijk over het water, want alzo heeft Achitofel tegen ulieden geraden. |
1 Koningen 1:12 | Nu dan, kom, laat mij u toch een raad geven, dat gij uw ziel en de ziel van uw zoon Salomo redt. |
1 Koningen 12:6 | En de koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende: Hoe raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden zal? |
1 Koningen 12:8 | Maar hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden; en hij hield raad met de jongelingen, die met hem opgewassen waren, die voor zijn aangezicht stonden. |
1 Koningen 12:9 | En hij zeide tot hen: Wat raadt gijlieden, dat wij dit volk antwoorden zullen, die tot mij gesproken hebben, zeggende: Maak het juk, dat uw vader ons opgelegd heeft, lichter. |
1 Koningen 12:13 | En de koning antwoordde het volk hardelijk; want hij verliet den raad der oudsten, dien zij hem geraden hadden. |
1 Koningen 12:28 | Daarom hield de koning een raad, en maakte twee gouden kalveren; en hij zeide tot hen: Het is ulieden te veel om op te gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, o Israël, die u uit Egypteland opgebracht hebben. |
2 Koningen 6:8 | En de koning van Syrie voerde krijg tegen Israel, en beraadslaagde zich met zijn knechten, zeggende: Mijn legering zal zijn in de plaats van zulk een. |
1 Kronieken 13:1 | En David hield raad met de oversten der duizenden en der honderden, [en] met alle vorsten. |
1 Kronieken 26:14 | Het lot nu tegen het oosten viel op Salemja; maar voor zijn zoon Zecharja, die een verstandig raadsman was, wierp men de loten, en zijn lot is uitgekomen tegen het noorden; |
1 Kronieken 27:32 | En Jonathan, Davids oom, was raad, een verstandig man; hij was ook schrijver; Jehiel nu, de zoon van Hachmoni, was bij de zonen des konings. |
1 Kronieken 27:33 | En Achitofel was raad des konings; en Husai, de Archiet, was des konings vriend. |
2 Kronieken 10:6 | En de koning Rehabeam hield raad met de oudsten, die gestaan hadden voor het aangezicht van zijn vader Salomo, als hij leefde, zeggende: Hoe raadt gijlieden, dat men dit volk antwoorden zal? |