H3467 יָשַׁע
redden, heil, verlossen, Heiland, verlosser, helpen, te hulp komen, behouden, behoeden
2 Koningen 19:19 | Nu dan, HEERE, onze God, verlos ons toch uit zijn hand; zo zullen alle koninkrijken der aarde weten, dat Gij, HEERE, alleen God zijt. |
2 Koningen 19:34 | Want Ik zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil. |
1 Kronieken 11:14 | En zij stelden zich in het midden van dat stuk, en beschermden het, en zij sloegen de Filistijnen; en de HEERE verloste hen door een grote verlossing. |
1 Kronieken 16:35 | En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen. |
1 Kronieken 18:6 | En David legde [bezetting] in Syrie van Damaskus, alzo dat de Syriers Davids knechten werden, geschenken brengende. En de HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. |
1 Kronieken 18:13 | En hij legde bezetting in Edom, zodat al de Edomieten Davids knechten werden; en de HEERE behoedde David overal, waar hij heenging. |
1 Kronieken 19:12 | En hij zeide: Indien mij de Syriers te sterk worden, zo zult gij mij komen verlossen; en indien de kinderen Ammons u te sterk worden, zo zal ik u verlossen. |
1 Kronieken 19:19 | Toen de knechten van Hadar-ezer zagen, dat zij geslagen waren, voor het aangezicht van Israel, zo maakten zij vrede met David, en dienden hem; en de Syriers wilden de kinderen Ammons niet meer verlossen. |
2 Kronieken 20:9 | Indien over ons [enig] kwaad komt, het zwaard des oordeels, of pestilentie, of honger, wij zullen voor dit huis, en voor Uw aangezicht staan, dewijl Uw Naam in dit huis is; en wij zullen uit onze benauwdheid tot U roepen, en Gij zult verhoren en verlossen. |
2 Kronieken 32:22 | Alzo verloste de HEERE Jehizkia en de inwoners van Jeruzalem, uit de hand van Sanherib, den koning van Assyrie, en uit de hand van allen; en Hij geleidde hen rondom heen. |
Nehemia 9:27 | Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die hen benauwd hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten. |
Job 5:15 | Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken. |
Job 22:29 | Als men [iemand] vernederen zal, en gij zeggen zult: Het zij verhoging; dan zal [God] den nederige van ogen behouden. |
Job 26:2 | Hoe hebt gij geholpen dien, die zonder kracht is, [en] behouden den arm, [die] zonder sterkte is? |
Job 40:9 | Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben. |
Psalm 3:8 | Sta op, HEERE, verlos mij, mijn God; want Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt Gij verbroken. |
Psalm 6:5 | Keer weder, HEERE, red mijn ziel; verlos mij, om Uwer goedertierenheid wil. |
Psalm 7:2 | HEERE, mijn God, op U betrouw ik; verlos mij van al mijn vervolgers, en red mij. |
Psalm 7:11 | Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart behoudt. |
Psalm 12:2 | Behoud, o HEERE; want de goedertierene ontbreekt, want de getrouwen zijn weinig geworden onder de mensenkinderen. |