H3477 יָשָׁר
effen, goed, waarachtig, recht, vroom, billijke voorwaarden, oprecht, rechtmatig

Bijbelteksten

2 Kronieken 28:1Achaz was twintig jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde zestien jaren te Jeruzalem; en hij deed niet dat recht was in de ogen des HEEREN, gelijk zijn vader David;
2 Kronieken 29:2En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, naar alles, wat zijn vader David gedaan had.
2 Kronieken 29:34Doch van de priesteren waren er te weinig, en zij konden al den brandofferen de huid niet aftrekken; daarom hielpen hen hun broederen, de Levieten, totdat het werk geeindigd was, en totdat de [andere] priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten waren rechter van hart, om zich te heiligen, dan de priesteren.
2 Kronieken 31:20En alzo deed Jehizkia in geheel Juda; en hij deed dat goed, en recht, en waarachtig was, voor het aangezicht des HEEREN, zijns Gods.
2 Kronieken 34:2En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN, en wandelde in de wegen van zijn vader David, en week niet af ter rechter- noch ter linkerhand.
Ezra 8:21Toen riep ik aldaar een vasten uit aan de rivier Ahava, opdat wij ons verootmoedigden voor het aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een rechten weg, voor ons, en voor onze kinderkens, en voor al onze have.
Nehemia 9:13En Gij zijt neergedaald op den berg Sinai, en hebt met hen gesproken uit den hemel; en Gij hebt hun gegeven rechtmatige rechten, en getrouwe wetten, goede inzettingen en geboden.
Job 1:1Er was een man in het land Uz, zijn naam was Job; en dezelve man was oprecht, en vroom, en godvrezende, en wijkende van het kwaad.
Job 1:8En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad.
Job 2:3En de HEERE zeide tot den satan: Hebt gij [ook] acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.
Job 4:7Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?
Job 8:6Zo gij zuiver en recht zijt, gewisselijk zal Hij nu opwaken, om uwentwil, en Hij zal de woning uwer gerechtigheid volmaken.
Job 17:8De oprechten zullen hierover verbaasd zijn, en de onschuldige zal zich tegen den huichelaar opmaken;
Job 23:7Daar zou de oprechte met Hem pleiten; en ik zou mij in eeuwigheid van mijn Rechter vrijmaken.
Job 33:27Hij zal de mensen aanschouwen, en zeggen: Ik heb gezondigd, en het recht verkeerd, hetwelk mij niet heeft gebaat;
Psalm 7:11Mijn schild is bij God, Die de oprechten van hart behoudt.
Psalm 11:2Want ziet, de goddelozen spannen den boog, zij schikken hun pijlen op de pees, om in het donkere te schieten naar de oprechten van harte.
Psalm 11:7Want de HEERE is rechtvaardig, Hij heeft gerechtigheden lief; Zijn aangezicht aanschouwt den oprechte.
Psalm 19:9De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen.
Psalm 25:8[Teth.] De HEERE is goed en recht; daarom zal Hij de zondaars onderwijzen in den weg.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech