H3585 כַּחַשׁ
magerheid, kwaal, leugen

Bijbelteksten

Job 16:8Dat Gij mij rimpelachtig gemaakt hebt, is tot een getuige; en mijn magerheid staat tegen mij op, zij getuigt in mijn aangezicht.
Psalm 59:13[Om] de zonde huns monds, [om] het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, [die] zij vertellen.
Hosea 7:3Zij verblijden den koning met hun boosheid, en de vorsten met hun leugenen.
Hosea 10:13Gij hebt goddeloosheid geploegd, verkeerdheid gemaaid, [en] de vrucht der leugen gegeten; want gij hebt vertrouwd op uw weg, op de veelheid uwer helden.
Hosea 12:1Die van Efraim hebben Mij omsingeld met leugen, en het huis Israels met bedrog; maar Juda heerste nog met God, en was met de heiligen getrouw.
Nahum 3:1Wee der bloedstad, die gans vol leugen, [en] verscheuring is! de roof houdt niet op.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs