H3701 כֶּסֶף
zilverstukken, geld, zilver, zilvers, zilveren, zilverlingen

Bijbelteksten

Nehemia 7:71En [anderen] van de hoofden der vaderen gaven tot den schat des werks, aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend en tweehonderd ponden.
Nehemia 7:72En wat de overigen des volks gaven, was aan goud, twintig duizend drachmen, en aan zilver, twee duizend mijnen, en zeven en zestig priesterrokken.
Esther 1:6Er waren witte, groene en hemelsblauwe [behangselen], gevat aan fijn linnen en purperen banden, in zilveren ringen, en [aan] marmeren pilaren; de bedsteden waren van goud en zilver, op een vloer van porfier[steen], en van marmer, en albast, en kostelijke stenen.
Esther 3:9Indien het den koning goeddunkt, laat er geschreven worden, dat men hen verdoe; zo zal ik tien duizend talenten zilvers opwegen in de handen dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten te brengen.
Esther 3:11En de koning zeide tot Haman: Dat zilver zij u geschonken, ook dat volk, om daarmede te doen, naar dat het goed is in uw ogen.
Esther 4:7Zo gaf Mordechai hem te kennen al wat hem wedervaren was, en de verklaring van het zilver, hetwelk Haman gezegd had te zullen wegen in de schatten des konings, voor de Joden, om deszelve om te brengen.
Job 3:15Of met de vorsten, die goud hadden, die hun huizen met zilver vervulden.
Job 22:25Ja, de Almachtige zal uw overvloedig goud zijn, en uw krachtig zilver zijn;
Job 27:16Zo hij zilver opgehoopt zal hebben als stof, en kleding bereid als leem;
Job 27:17Hij zal ze bereiden, maar de rechtvaardige zal ze aantrekken, en de onschuldige zal het zilver delen.
Job 28:1Gewisselijk, er is voor het zilver een uitgang, en een plaats voor het goud, dat zij smelten.
Job 28:15Het gesloten goud kan voor haar niet gegeven worden, en met zilver kan haar prijs niet worden opgewogen.
Job 31:39Zo ik zijn vermogen gegeten heb zonder geld, en de ziel zijner akkerlieden heb doen hijgen;
Psalm 12:7De redenen des HEEREN zijn reine redenen, zilver, gelouterd in een aarden smeltkroes, gezuiverd zevenmaal.
Psalm 15:5Die zijn geld niet geeft op woeker, en geen geschenk neemt tegen den onschuldige. Die deze dingen doet, zal niet wankelen in eeuwigheid.
Psalm 66:10Want Gij hebt ons beproefd, o God! Gij hebt ons gelouterd, gelijk men het zilver loutert;
Psalm 68:14Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, [zo zult gij toch worden als] vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud.
Psalm 68:31Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken; [en] dien, die zich onderwerpt met stukken zilvers; Hij heeft de volken verstrooid, [die] lust hebben in oorlogen.
Psalm 105:37En Hij voerde hen uit met zilver en goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde.
Psalm 115:4Hunlieder afgoden zijn zilver en goud, het werk van des mensen handen;

Mede mogelijk dankzij