H3709 כַּף
schaal, hand, reukschaal, rookschaal, greep, handpalmen, voetzool, macht

Bijbelteksten

Psalm 78:72Ook heeft hij hen geweid naar de oprechtheid zijns harten, en heeft hen geleid met een zeer verstandig beleid zijner handen.
Psalm 81:7Ik heb zijn schouder van den last onttrokken; zijn handen zijn van de potten ontslagen.
Psalm 88:10Mijn oog treurt vanwege verdrukking; HEERE! ik roep tot U den gansen dag; ik strek mijn handen uit tot U.
Psalm 91:12Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
Psalm 98:8Dat de rivieren met de handen klappen, dat tegelijk de gebergten vreugde bedrijven,
Psalm 119:48En ik zal mijn handen opheffen naar Uw geboden, die ik liefheb, en ik zal Uw inzettingen betrachten.
Psalm 119:109Mijn ziel is geduriglijk in mijn hand; nochtans vergeet ik Uw wet niet.
Psalm 128:2Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan.
Psalm 129:7Waarmede de maaier zijn hand niet vult, noch de garvenbinder zijn arm;
Psalm 139:5Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij.
Psalm 141:2Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht, de opheffing mijner handen [als] het avondoffer.
Spreuken 6:1Mijn zoon! zo gij voor uw naaste borg geworden zijt, voor een vreemde uw hand toegeklapt hebt;
Spreuken 6:3Doe nu dit, mijn zoon! en red u, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt; ga, onderwerp uzelven, en sterk uw naaste.
Spreuken 10:4Die met een bedriegelijke hand werkt, wordt arm; maar de hand der vlijtigen maakt rijk.
Spreuken 17:18Een verstandeloos mens klapt in de hand, zich borg stellende bij zijn naaste.
Spreuken 22:26Wees niet onder degenen, die in de hand klappen, onder degenen, die voor schulden borg zijn.
Spreuken 31:13[Daleth.] Zij zoekt wol en vlas, en werkt met lust harer handen.
Spreuken 31:16[Zain.] Zij denkt om een akker, en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard.
Spreuken 31:19[Jod.] Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten den spinrok.
Spreuken 31:20[Caph.] Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige; en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige.

Mede mogelijk dankzij