Aantekeningen bij de Bijbel:

H3713 כְּפוֹר

rijm, rijp, beker

Exodus 16:14	Als nu de liggende dauw opgevaren was, zo ziet, over de woestijn was een klein rond ding, klein als de rijm, op de aarde.
1 Kronieken 28:17	En louter goud tot de krauwelen, en tot de sprengbekkens, en tot de schotelen, en tot gouden bekers, het gewicht tot elken beker, desgelijks tot zilveren bekers, tot elken beker het gewicht;
Ezra 1:10	Dertig gouden bekers, vierhonderd en tien andere zilveren bekers; andere vaten, duizend.
Ezra 8:27	En twintig gouden bekers, tot duizend drachmen; en twee vaten van blinkend goed koper, begeerlijk als goud.
Job 38:29	Uit wiens buik komt het ijs voort, en wie baart den rijm des hemels?
Psalm 147:16	Hij geeft sneeuw als wol; Hij strooit den rijm als as.