H3812 לֵאָה
Lea, Leah

Bijbelteksten

Genesis 29:16En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea; en de naam der kleinste was Rachel.
Genesis 29:17Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht.
Genesis 29:23En het geschiedde des avonds, dat hij zijn dochter Lea nam, en bracht haar tot hem; en hij ging tot haar in.
Genesis 29:24En Laban gaf haar Zilpa, zijn dienstmaagd, aan Lea, zijn dochter, [tot] een dienstmaagd.
Genesis 29:25En het geschiedde des morgens, en ziet, het was Lea. Daarom zeide hij tot Laban: Wat is dit, [dat] gij mij gedaan hebt; heb ik niet bij u gediend om Rachel? waarom hebt gij mij dan bedrogen?
Genesis 29:30En hij ging ook in tot Rachel, en had ook Rachel liever dan Lea; en hij diende bij hem nog andere zeven jaren.
Genesis 29:31Toen nu de HEERE zag, dat Lea gehaat was, opende Hij haar baarmoeder; maar Rachel was onvruchtbaar.
Genesis 29:32En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Ruben; want zij zeide: Omdat de HEERE mijn verdrukking heeft aangezien, daarom zal mijn man mij nu liefhebben.
Genesis 30:9Toen nu Lea zag, dat zij ophield van baren, nam zij ook haar dienstmaagd Zilpa, en gaf die aan Jakob tot een vrouw.
Genesis 30:10En Zilpa, Lea's dienstmaagd, baarde Jakob een zoon.
Genesis 30:11Toen zeide Lea: Er komt een hoop! En zij noemde zijn naam Gad.
Genesis 30:12Daarna baarde Zilpa, Lea's dienstmaagd, Jakob een tweeden zoon.
Genesis 30:13Toen zeide Lea: Tot mijn geluk! want de dochters zullen mij gelukkig achten; en zij noemde zijn naam Aser.
Genesis 30:14En Ruben ging in de dagen van den tarweoogst, en hij vond Dudaim in het veld, en hij bracht die tot zijn moeder Lea. Toen zeide Rachel tot Lea: Geef mij toch van uws zoons Dudaim.
Genesis 30:16Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea uit hem tegemoet, en zeide: Gij zult tot mij inkomen; want ik heb u om loon zekerlijk gehuurd voor mijns zoons Dudaim; en hij lag dien nacht bij haar.
Genesis 30:17En God verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden zoon.
Genesis 30:18Toen zeide Lea: God heeft mijn loon gegeven, nadat ik mijn dienstmaagd aan mijn man gegeven heb; en zij noemde zijn naam Issaschar.
Genesis 30:19En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den zesden zoon.
Genesis 30:20En Lea zeide: God heeft mij, mij [heeft Hij] begiftigd met een goede gift; ditmaal zal mijn man mij bijwonen; want ik heb hem zes zonen gebaard; en zij noemde zijn naam Zebulon.
Genesis 31:4Toen zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea, op het veld tot zijn kudde;

Mede mogelijk dankzij

Hadderech