Genesis 11:3 | En zij zeiden een ieder tot zijn naaste: Kom aan, laat ons tichelen strijken, en wel doorbranden! En de tichel was hun voor steen, en het lijm was hun voor leem. |
Exodus 1:14 | Zodat zij hun het leven bitter maakten met harden dienst, in leem en in tichelstenen, en met allen dienst op het veld, met al hun dienst, dien zij hen deden dienen met hardigheid. |
Exodus 5:7 | Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer geven, tot het maken der tichelstenen, als gisteren [en] eergisteren; laat hen zelven heengaan, en stro voor zichzelven verzamelen. |
Exodus 5:8 | En het getal der tichelstenen, die zij gisteren [en] eergisteren gemaakt hebben, zult gij hun opleggen; gij zult daarvan niet verminderen; want zij gaan ledig; daarom roepen zij, zeggende: Laat ons gaan, laat ons onzen God offeren! |
Exodus 5:16 | Aan uw knechten wordt geen stro gegeven, en zij zeggen tot ons: Maakt de tichelstenen; en ziet, uw knechten worden geslagen, doch de schuld is uws volks! |
Exodus 5:18 | Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel zult gij het getal der tichelstenen leveren. |
Exodus 5:19 | Toen zagen de ambtlieden der kinderen Israels, dat het kwalijk met hen stond, dewijl men zeide: Gij zult niet minderen van uw tichelstenen, [van] het dagwerk op zijn dag. |
Jesaja 9:9 | De tichelstenen zijn gevallen, maar [met] uitgehouwen stenen zullen wij [wederom] bouwen; de wilde vijgebomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in cederen veranderen; |
Jesaja 65:3 | Een volk, Mij geduriglijk tergende in Mijn aangezicht, in hoven offerende, en rokende op tichelstenen; |
Ezechiel 4:1 | En gij, mensenkind, neem u een tichelsteen, en leg dien voor uw aangezicht, en bewerp daarop de stad Jeruzalem. |