H4194 מָוֶת
die, slay, deadly, death, dead

Bijbelteksten

1 Kronieken 22:5Want David zeide: Mijn zoon Salomo is een jongeling en teder; en het huis, dat men den HEERE bouwen zal, zal men ten hoogste groot maken, tot een Naam en tot heerlijkheid in alle landen; ik zal hem nu [voorraad] bereiden. Alzo bereidde David [voorraad] in menigte voor zijn dood.
2 Kronieken 22:4En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab; want zij waren zijn raadgevers, na den dood zijns vaders, hem ten verderve.
2 Kronieken 24:15En Jojada werd oud en zat van dagen, en stierf; hij was honderd en dertig jaren oud, toen hij stierf.
2 Kronieken 24:17Maar na den dood van Jojada kwamen de vorsten van Juda, en bogen zich neder voor den koning; toen hoorde de koning naar hen.
2 Kronieken 26:21Alzo was de koning Uzzia melaats tot aan den dag zijns doods; en melaats zijnde, woonde hij in een afgezonderd huis, want hij was van het huis des HEEREN afgesneden; Jotham nu, zijn zoon, was over het huis des konings, richtende het volk des lands.
2 Kronieken 32:33En Jehizkia ontsliep met zijn vaderen, en zij begroeven hem in het hoogste van de graven der zonen van David; daartoe deden gans Juda en de inwoners van Jeruzalem hem eer aan in zijn dood; en zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats.
Esther 2:7En hij was het, die opvoedde Hadassa (deze is Esther, de dochter zijns ooms); want zij had geen vader noch moeder; en zij was een jonge dochter, schoon van gedaante, en schoon van aangezicht; en als haar vader en haar moeder stierven, had Mordechai ze zich tot een dochter aangenomen.
Job 3:21Die verlangen naar den dood, maar hij is er niet; en graven daarnaar meer dan naar verborgene schatten;
Job 5:20In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards.
Job 7:15Zodat mijn ziel de verworging kiest; den dood meer dan mijn beenderen.
Job 18:13De eerstgeborene des doods zal de grendelen zijner huid verteren, zijn grendelen zal hij verteren.
Job 27:15Zijn overgeblevenen zullen in den dood begraven worden, en zijn weduwen zullen niet wenen.
Job 28:22Het verderf en de dood zeggen: Haar gerucht hebben wij met onze oren gehoord.
Job 30:23Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult, en tot het huis der samenkomst aller levenden.
Job 38:17Zijn u de poorten des doods ontdekt, en hebt gij gezien de poorten van de schaduw des doods?
Psalm 6:6Want in den dood is Uwer geen gedachtenis; wie zal U loven in het graf?
Psalm 7:14En heeft dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt; Hij zal Zijn pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen.
Psalm 9:14Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn haters [mij aangedaan], Gij, Die mij verhoogt uit de poorten des doods;
Psalm 13:4Aanschouw, verhoor mij, HEERE, mijn God; verlicht mijn ogen, opdat ik [in] den dood niet ontslape;
Psalm 18:5Banden des doods hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs