1 Samuel 13:2 | Toen verkoos zich Saul drie duizend [mannen] uit Israel; en er waren bij Saul twee duizend te Michmas en op het gebergte van Beth-el, en duizend waren er bij Jonathan te Gibea-benjamins; en het overige des volks liet hij gaan, een iegelijk naar zijn tent. |
1 Samuel 13:5 | En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israel, dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-aven. |
1 Samuel 13:11 | Toen zeide Samuel: Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide: Omdat ik zag, dat zich het volk van mij verstrooide, en gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te Michmas vergaderd waren, |
1 Samuel 13:16 | En Saul en zijn zoon Jonathan, en het volk, dat bij hen gevonden was, bleven te Gibea-benjamins; maar de Filistijnen waren te Michmas gelegerd. |
1 Samuel 13:23 | En der Filistijnen leger toog naar den doortocht van Michmas. |
1 Samuel 14:5 | De ene tand was gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen het zuiden, tegenover Geba. |
1 Samuel 14:31 | Doch zij sloegen te dien dage de Filistijnen van Michmas tot Ajalon; en het volk was zeer moede. |
Ezra 2:27 | De mannen van Michmas, honderd twee en twintig. |
Nehemia 7:31 | De mannen van Michmas, honderd twee en twintig; |
Nehemia 11:31 | De kinderen van Benjamin nu van Geba [woonden] in Michmas, en Aja, en Beth-el, en haar onderhorige plaatsen, |
Jesaja 10:28 | Hij komt te Ajath, hij trekt door Migron; te Michmas legt hij zijn gereedschap af. |