H4397 מֲלְאָךְ
boodschapper, boodschapper (van God), gezant, engelen, koning
Richteren 13:9 | En God verhoorde de stem van Manoach; en de Engel Gods kwam wederom tot de vrouw. Zij nu zat in het veld, doch haar man Manoach was niet bij haar. |
Richteren 13:13 | En de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Van alles, wat Ik tot de vrouw gezegd heb, zal zij zich wachten. |
Richteren 13:15 | Toen zeide Manoach tot den Engel des HEEREN: Laat ons U toch ophouden, en een geitenbokje voor Uw aangezicht bereiden. |
Richteren 13:16 | Maar de Engel des HEEREN zeide tot Manoach: Indien gij Mij zult ophouden, Ik zal van uw brood niet eten; en indien gij een brandoffer zult doen, dat zult gij den HEERE offeren. Want Manoach wist niet, dat het een Engel des HEEREN was. |
Richteren 13:17 | En Manoach zeide tot den Engel des HEEREN: Wat is Uw naam, opdat wij U vereren, wanneer Uw woord zal komen. |
Richteren 13:18 | En de Engel des HEEREN zeide tot hem: Waarom vraagt gij dus naar Mijn naam? Die is toch Wonderlijk. |
Richteren 13:20 | En het geschiedde, als de vlam van het altaar opvoer naar den hemel, zo voer de Engel des HEEREN op in de vlam des altaars. Als Manoach en zijn huisvrouw [dat] zagen, zo vielen zij op hun aangezichten ter aarde. |
Richteren 13:21 | En de Engel des HEEREN verscheen niet meer aan Manoach, en aan zijn huisvrouw. Toen bekende Manoach, dat het een Engel des HEEREN was. |
1 Samuel 6:21 | Zo zonden zij boden tot de inwoners van Kirjath-jearim, zeggende: De Filistijnen hebben de ark des HEEREN wedergebracht; komt af, haalt ze opwaarts tot u. |
1 Samuel 11:3 | Toen zeiden tot hem de oudsten van Jabes: Laat zeven dagen van ons af, dat wij boden zenden in al de landpalen van Israel; is er dan niemand, die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan. |
1 Samuel 11:4 | Als de boden te Gibea-sauls kwamen, zo spraken zij deze woorden voor de oren van het volk. Toen hief al het volk zijn stem op, en weende. |
1 Samuel 11:7 | En hij nam een paar runderen, en hieuw ze in stukken, en hij zond ze in alle landpalen van Israel door de hand der boden, zeggende: Die niet zelf uittrekt achter Saul en achter Samuel, alzo zal men zijn runderen doen. Toen viel de vreze des HEEREN op het volk, en zij gingen uit als een enig man. |
1 Samuel 11:9 | Toen zeiden zij tot de boden, die gekomen waren: Aldus zult gijlieden den mannen te Jabes in Gilead zeggen: Morgen zal u verlossing geschieden, als de zon heet worden zal. Als de boden kwamen, en verkondigden [dat] aan de mannen te Jabes, zo werden zij verblijd. |
1 Samuel 16:19 | Saul nu zond boden tot Isai, en zeide: Zend uw zoon David tot mij, die bij de schapen is. |
1 Samuel 19:11 | Maar Saul zond boden heen tot Davids huis, dat zij hem bewaarden, en dat zij hem des morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw, David te kennen, zeggende: Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden. |
1 Samuel 19:14 | Saul nu zond boden, om David te halen. Zij dan zeide: Hij is ziek. |
1 Samuel 19:15 | Toen zond Saul boden, om David te bezien, zeggende: Breng hem op het bed tot mij op, dat men hem dode. |
1 Samuel 19:16 | Als de boden kwamen, zo ziet, er was een beeld in het bed, en er was een geitenvel aan zijn hoofdpeluw. |
1 Samuel 19:20 | Toen zond Saul boden heen, om David te halen; die zagen een vergadering van profeten, profeterende, en Samuel, staande, over hen gesteld; en de Geest Gods was over Sauls boden, en die profeteerden ook. |
1 Samuel 19:21 | Toen men het Saul boodschapte, zo zond hij andere boden, en die profeteerden ook; toen voer Saul voort, en zond de derde boden, en die profeteerden ook. |