Genesis 36:31 | En dit zijn koningen, die geregeerd hebben in het land Edom, eer een koning regeerde over de kinderen Israels. |
Genesis 36:32 | Bela dan, de zoon van Beor, regeerde in Edom, en de naam zijner stad was Dinhaba. |
Genesis 36:33 | En Bela stierf, en Jobab, de zoon van Zerah, van Bozra, regeerde in zijn plaats. |
Genesis 36:34 | En Jobab stierf, en Husam, uit der Temanieten land, regeerde in zijn plaats. |
Genesis 36:35 | En Husam stierf, en in zijn plaats regeerde Hadad, de zoon van Bedad, die Midian versloeg in het veld van Moab; en de naam zijner stad was Avith. |
Genesis 36:36 | En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats. |
Genesis 36:37 | En Samla stierf, en Saul van Rehoboth, aan de rivier, regeerde in zijn plaats. |
Genesis 36:38 | En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats. |
Genesis 36:39 | En Baal-hanan, de zoon van Achbor, stierf, en Hadar regeerde in zijn plaats; en de naam zijner stad was Pahu; en de naam zijner huisvrouw was Mechetabeel, een dochter van Matred, de dochter van Mezahab. |
Genesis 37:8 | Toen zeiden zijn broeders tot hem: Zult gij dan ganselijk over ons regeren: zult gij dan ganselijk over ons heersen? Zo haatten zij hem nog te meer, om zijn dromen en om zijn woorden. |
Exodus 15:18 | De HEERE zal in eeuwigheid en geduriglijk regeren! |
Jozua 13:10 | En al de steden van Sihon, de koning der Amorieten, die te Hesbon geregeerd heeft, tot aan de landpale der kinderen Ammons; |
Jozua 13:12 | Het ganse koninkrijk van Og, in Bazan, die geregeerd heeft te Astharoth, en te Edrei; deze is overig gebleven uit het overblijfsel der reuzen, dewelke Mozes heeft verslagen, en heeft ze verdreven. |
Jozua 13:21 | En alle steden des vlakken lands, en het ganse koninkrijk van Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon regeerde, denwelken Mozes geslagen heeft, mitsgaders de vorsten van Midian, Evi, en Rekem, en Zur, en Hur, en Reba, geweldigen van Sihon, inwoners des lands. |
Richteren 4:2 | Zo verkocht hen de HEERE in de hand van Jabin, koning der Kanaanieten, die te Hazor regeerde; en zijn krijgsoverste was Sisera; dezelve nu woonde in Haroseth der heidenen. |
Richteren 9:6 | Toen vergaderden zich alle burgers van Sichem, en het ganse huis van Millo, en gingen heen en maakten Abimelech ten koning, bij den hogen eik, die bij Sichem is. |
Richteren 9:8 | De bomen gingen eens heen, om een koning over zich te zalven, en zij zeiden tot den olijfboom: Wees gij koning over ons. |
Richteren 9:10 | Toen zeiden de bomen tot den vijgeboom: Kom gij, wees koning over ons. |
Richteren 9:12 | Toen zeiden de bomen tot den wijnstok: Kom gij, wees koning over ons. |
Richteren 9:14 | Toen zeiden al de bomen tot den doornenbos: Kom gij, wees koning over ons. |