H4643 מַעֲשֵׂר
tenth part, tithing, tenth, tithe
Nehemia 13:5 | En hij had hem een grote kamer gemaakt, alwaar zij te voren henenleiden het spijsoffer, den wierook en de vaten, en de tienden van koren, van most en van olie, die bevolen waren voor de Levieten, en de zangers, en de poortiers, mitsgaders het hefoffer der priesteren. |
Nehemia 13:12 | Toen bracht gans Juda de tienden van het koren, en van den most, en van de olie, in de schatten. |
Ezechiel 45:11 | Een efa en een bath zullen van enerlei mate zijn, dat een bath het tiende deel van een homer houde; ook een efa het tiende deel van een homer; de mate daarvan zal zijn naar den homer. |
Ezechiel 45:14 | Aangaande de inzetting van olie, van een bath olie; [gij zult offeren] het tiende deel van een bath uit een kor, [hetwelk] is een homer van tien bath, want tien bath zijn een homer. |
Amos 4:4 | Komt te Beth-el, en overtreedt te Gilgal; maakt des overtredens veel, en brengt uw offers des morgens, uw tienden om de drie dagen! |
Maleachi 3:8 | Zal een mens God beroven? Maar gij berooft Mij, en zegt: Waarin beroven wij U? [In] de tienden en het hefoffer. |
Maleachi 3:10 | Brengt al de tienden in het schathuis, opdat er spijze zij in Mijn huis; en beproeft Mij nu daarin, zegt de HEERE der heirscharen, of Ik u [dan] niet opendoen zal de vensteren des hemels, en u zegen afgieten, zodat er geen [schuren] genoeg wezen zullen. |