Numeri 23:7 | Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uit Syrie heeft mij Balak, de koning der Moabieten, laten halen, van het gebergte tegen het oosten, [zeggende]: Kom, vervloek mij Jakob, en kom, scheld Israel! |
Numeri 23:18 | Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Sta op, Balak, en hoor! Neig uw oren tot mij, gij, zoon van Zippor! |
Numeri 24:3 | En hij hief zijn spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en de man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! |
Numeri 24:15 | Toen hief hij zijn spreuk op, en zeide: Bileam, de zoon van Beor, spreekt, en die man, wien de ogen geopend zijn, spreekt! |
Numeri 24:20 | Toen hij de Amalekieten zag, zo hief hij zijn spreuk op, en zeide: Amalek is de eersteling der heidenen; maar zijn uiterste is ten verderve! |
Numeri 24:21 | Toen hij de Kenieten zag, zo hief hij zijn spreuk op, en zeide: Uw woning is vast, en gij hebt uw nest in een steenrots gelegd. |
Numeri 24:23 | Voorts hief hij zijn spreuk op, en zeide: Och, wie zal leven, als God dit doen zal! |
Deuteronomium 28:37 | En gij zult zijn tot een schrik, tot een spreekwoord en tot een spotrede, onder al de volken, waarheen u de HEERE leiden zal. |
1 Samuel 10:12 | Toen antwoordde een man van daar, en zeide: Wie is toch hun vader? Daarom is het tot een spreekwoord geworden: Is Saul ook onder de profeten? |
1 Samuel 24:14 | Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen komt goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn. |
1 Koningen 4:32 | En hij sprak drie duizend spreuken; daartoe waren zijn liederen duizend en vijf. |
1 Koningen 9:7 | Zo zal Ik Israel uitroeien van het land, dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, hetwelk Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen; en Israel zal tot een spreekwoord en spotrede zijn onder alle volken. |
2 Kronieken 7:20 | Zo zal Ik hen uitrukken uit Mijn land, dat Ik hun gegeven heb, en dit huis, dat Ik Mijn Naam geheiligd heb, zal Ik van Mijn aangezicht wegwerpen, en zal het tot een spreekwoord en spotrede onder alle volken maken. |
Job 27:1 | En Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide: |
Job 29:1 | En Job ging voort zijn spreuk op te heffen, en zeide: |
Psalm 44:15 | Gij stelt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, tot een hoofdschudding onder de volken. |
Psalm 49:5 | Ik zal mijn oor neigen tot een spreuk; ik zal mijn verborgene rede openen op de harp. |
Psalm 69:12 | En ik heb een zak tot mijn kleed aangedaan; maar ik ben hun tot een spreekwoord geworden. |
Psalm 78:2 | Ik zal mijn mond opendoen met spreuken; ik zal verborgenheden overvloediglijk uitstorten, van ouds her; |
Spreuken 1:1 | De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israel, |