H4929 מִשְׁמָר
guard, watch, ward, offices, diligence, prison

Bijbelteksten

Genesis 40:3En hij leverde hen in bewaring, ten huize van den overste der trawanten, in het gevangenhuis, ter plaatse, waar Jozef gevangen was.
Genesis 40:4En de overste der trawanten bestelde Jozef bij hen, dat hij hen diende; en zij waren [sommige] dagen in bewaring.
Genesis 40:7Toen vraagde hij de hovelingen van Farao, die bij hem waren in hechtenis van het huis zijns heren, zeggende: Waarom zijn uw aangezichten heden kwalijk gesteld?
Genesis 41:10Farao was zeer vertoornd op zijn dienaars, en leverde mij in bewaring ten huize van den overste der trawanten, mij en den overste der bakkers.
Genesis 42:17En hij zette hen samen drie dagen in bewaring.
Genesis 42:19Zo gij vroom zijt, zo zij een uwer broederen gebonden in het huis uwer bewaring; en gaat gij heen, brengt het koren voor den honger uwer huizen.
Leviticus 24:12En zij leidden hem in de gevangenis, opdat hem, naar den mond des HEEREN, verklaring geschieden zou.
Numeri 15:34En zij stelden hem in bewaring; want het was niet verklaard, wat hem gedaan zou worden.
1 Kronieken 26:16Suppim en Hosa tegen het westen, met de poort Schallechet, bij den opgaanden hogen weg, wacht tegenover wacht.
Nehemia 4:9Maar wij baden tot onzen God, en zetten wacht tegen hen, dag en nacht, hunnenthalve.
Nehemia 4:22Ook zeide ik te dier tijd tot het volk: Een iegelijk vernachte met zijn jongen binnen Jeruzalem, opdat zij ons des nachts ter wacht zijn, en des daags aan het werk.
Nehemia 4:23Voorts noch ik, noch mijn broederen, noch mijn jongelingen, noch de mannen van de wacht, die achter mij waren, wij trokken onze klederen niet uit; een iegelijk [had] zijn geweer [en] water.
Nehemia 7:3En ik zeide tot hen: Laat de poorten van Jeruzalem niet geopend worden, totdat de zon heet wordt, en terwijl zij daarbij staan, laat hen de deuren sluiten, betast gij ze dan; en dat men wachten zette, inwoners van Jeruzalem, een iegelijk op zijn wacht, en een iegelijk tegenover zijn huis.
Nehemia 12:24De hoofden dan der Levieten waren Hasabja, Serebja, en Jesua, de zoon van Kadmiel, en hun broederen tegen hen over, om te prijzen [en] te danken, naar het gebod van David, den man Gods, wacht tegen wacht.
Nehemia 12:25Matthanja en Bakbukja, Obadja, Mesullam, Talmon [en] Akkub, waren poortiers, de wacht waarnemende bij de schatkamers der poorten.
Nehemia 13:14Gedenk mijner, mijn God, in dezen; en delg mijn weldadigheden niet uit, die ik aan het huis mijns Gods en aan Zijn wachten gedaan heb.
Job 7:12Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij wachten zet?
Spreuken 4:23Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.
Jeremia 51:12Verheft de banier op de muren van Babel, versterkt de wacht, stelt wachters, bereidt de lagen; want gelijk de HEERE heeft voorgenomen, alzo heeft Hij gedaan, wat Hij over de inwoners van Babel gesproken heeft.
Ezechiel 38:7Zijt bereid en maakt u gereed, gij en uw ganse vergadering, die tot u vergaderd zijn; en wees gij hun tot een wacht.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin