H4941 מִשְׁפָּט
ordinance, right, judgment, manner, cause
Job 22:4 | Is het om uw vreze, dat Hij u bestraft, dat Hij met u in het gericht komt? |
Job 23:4 | Ik zou het recht voor Zijn aangezicht ordentelijk voorstellen, en mijn mond zou ik met verdedigingen vervullen. |
Job 27:2 | [Zo waarachtig als] God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan! |
Job 29:14 | Ik bekleedde mij met gerechtigheid, en zij bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed. |
Job 31:13 | Zo ik versmaad heb het recht mijns knechts, of mijner dienstmaagd, als zij geschil hadden met mij; |
Job 32:9 | De groten zijn niet wijs, en de ouden verstaan het recht [niet]. |
Job 34:4 | Laat ons kiezen voor ons, wat recht is; laat ons kennen onder ons wat goed is. |
Job 34:5 | Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen. |
Job 34:6 | Ik moet liegen in mijn recht; mijn pijl is smartelijk zonder overtreding. |
Job 34:12 | Ook waarlijk, God handelt niet goddelooslijk, en de Almachtige verkeert het recht niet. |
Job 34:17 | Zou hij ook, die het recht haat, [den gewonde] verbinden, en zoudt gij den zeer Rechtvaardige verdoemen? |
Job 34:23 | Gewisselijk, Hij legt den mens niet te veel op, dat hij tegen God in het gericht zou mogen treden. |
Job 35:2 | Houdt gij dat voor recht, [dat] gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods? |
Job 36:6 | Hij laat den goddeloze niet leven, en het recht der ellendigen beschikt Hij. |
Job 36:17 | Maar gij hebt het gericht des goddelozen vervuld; het gericht en het recht houden [u] vast. |
Job 37:23 | Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch [door] gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet. |
Job 40:3 | Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt? |
Psalm 1:5 | Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen. |
Psalm 7:7 | Sta op, HEERE, in Uw toorn, verhef U om de verbolgenheden mijner benauwers, en ontwaak tot mij; Gij hebt het gericht bevolen. |
Psalm 9:5 | Want Gij hebt mijn recht en mijn rechtszaak afgedaan; Gij hebt gezeten op den troon, o Rechter, der gerechtigheid. |