2 Kronieken 14:12 | En de HEERE plaagde de Moren voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden. |
2 Kronieken 25:22 | En Juda werd geslagen voor het aangezicht van Israel; en zij vloden een iegelijk in zijn tenten. |
2 Kronieken 25:27 | Van den tijd nu af, dat Amazia afgeweken was van achter den HEERE, zo maakten zij in Jeruzalem een verbintenis tegen hem; doch hij vluchtte naar Lachis. Toen zonden zij hem na tot Lachis, en doodden hem aldaar. |
Psalm 60:6 | [Maar nu] hebt Gij dengenen, die U vrezen, een banier gegeven, om [die] op te werpen, vanwege de waarheid. Sela. |
Psalm 68:2 | God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn haters zullen van Zijn aangezicht vlieden. |
Psalm 104:7 | Van Uw schelden vloden zij, zij haastten zich weg voor de stem Uws donders. |
Psalm 114:3 | De zee zag het, en vlood; de Jordaan keerde achterwaarts. |
Psalm 114:5 | Wat was u, gij zee! dat gij vloodt? gij Jordaan! dat gij achterwaarts keerdet? |
Spreuken 28:1 | De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw. |
Spreuken 28:17 | Een mens, gedrukt om het bloed ener ziel, zal naar den kuil toevlieden; men ondersteune hem niet! |
Hooglied 2:17 | Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden; keer om, mijn Liefste! wordt Gij gelijk een ree, of een welp der herten, op de bergen van Bether. |
Hooglied 4:6 | Totdat de dag aankomt, en de schaduwen vlieden, zal Ik gaan tot den mirreberg, en tot den wierookheuvel. |
Jesaja 10:3 | Maar wat zult gijlieden doen ten dage der bezoeking, en der verwoesting, [die] van verre komen zal? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uw heerlijkheid laten? |
Jesaja 10:29 | Zij trekken door den doorgang, te Geba houden zij hun vernachting; Rama beeft, Gibea Sauls vlucht. |
Jesaja 13:14 | En [een iegelijk] zal zijn als een verjaagde ree, en als een schaap, dat niemand vergadert; een iegelijk zal naar zijn volk omzien, en een iegelijk zal naar zijn land vluchten. |
Jesaja 17:13 | De natien zullen [wel] ruisen, gelijk grote wateren ruisen; doch Hij zal hem schelden, zo zal hij verre wegvlieden, ja, hij zal gejaagd worden, als het kaf der bergen van den wind, en gelijk een kloot van den wervelwind. |
Jesaja 20:6 | En de inwoners van dit eiland zullen te dien dage zeggen: Ziet, alzo is het [gegaan] dien, op welken wij zagen, werwaarts wij henenvloden om hulp, om gered te worden van het aangezicht des konings van Assyrie; hoe zullen wij dan ontkomen? |
Jesaja 24:18 | En het zal geschieden, zo wie voor de stem der vreze vlieden zal, die zal in den kuil vallen; en die uit den kuil opklimt, die zal in den strik gevangen worden; want de sluizen in de hoogte zijn opengedaan, en de fondamenten der aarde zullen beven. |
Jesaja 30:16 | En gij zegt: Neen, maar op paarden zullen wij vlieden; daarom zult gij vlieden! En: Op snelle [paarden] zullen wij rijden; daarom zullen uw vervolgers [ook] snel zijn! |
Jesaja 30:17 | Een duizend van het schelden van een enige, van het schelden van vijf zult gij [allen] vlieden; totdat gij overgelaten wordt, gelijk een mast op den top van een berg, en als een banier op een heuvel. |