Genesis 46:21 | En de zonen van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard. |
Numeri 26:40 | En de zonen van Bela waren Ard en Naaman; [van] Ard het geslacht der Ardieten; van Naaman het geslacht der Naamieten. |
2 Koningen 5:1 | Naaman nu, de krijgsoverste van den koning van Syrie, was een groot man voor het aangezicht zijns heren, en van hoog aanzien; want door hem had de HEERE den Syriers verlossing gegeven; zo was deze man een strijdbaar held, [doch] melaats. |
2 Koningen 5:2 | En er waren benden uit Syrie getogen, en hadden een kleine jonge dochter uit het land van Israel gevankelijk gebracht, die in den dienst der huisvrouw van Naaman was. |
2 Koningen 5:6 | En hij bracht den brief tot den koning van Israel, zeggende: Zo wanneer nu deze brief tot u zal gekomen zijn, zie, ik heb mijn knecht Naaman tot u gezonden, dat gij hem ontledigt van zijn melaatsheid. |
2 Koningen 5:9 | Alzo kwam Naaman met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor de deur van het huis van Elisa. |
2 Koningen 5:11 | Maar Naaman werd zeer toornig, en toog weg, en zeide: Zie, ik zeide bij mijzelven: Hij zal zekerlijk uitkomen, en staan, en den Naam des HEEREN, Zijns Gods, aanroepen, en zijn hand over de plaats strijken, en den melaatse ontledigen. |
2 Koningen 5:17 | En Naaman zeide: Zo niet; laat toch uw knecht gegeven worden een last aarde van een juk muildieren; want uw knecht zal niet meer brandoffer of slachtoffer aan andere goden doen, maar den HEERE. |
2 Koningen 5:20 | Gehazi nu, de jongen van Elisa, den man Gods, zeide: Zie, mijn heer heeft Naaman, dien Syrier belet, dat men uit zijn hand niet genomen heeft, wat hij gebracht had; maar [zo waarachtig als] de HEERE leeft, ik zal hem nalopen, en zal wat van hem nemen! |
2 Koningen 5:21 | Zo volgde Gehazi Naaman achterna. En toen Naaman zag, dat hij hem naliep, viel hij van den wagen af, hem tegemoet, en hij zeide: Is het wel? |
2 Koningen 5:23 | En Naaman zeide: Belieft het u, neem twee talenten. En hij hield aan bij hem, en bond twee talenten zilvers in twee buidels, met twee wisselklederen, en hij legde ze op twee van zijn jongens, die ze voor zijn aangezicht droegen. |
2 Koningen 5:27 | Daarom zal u de melaatsheid van Naaman aankleven, en uw zaad in eeuwigheid! Toen ging hij uit van voor zijn aangezicht, melaats, [wit] als de sneeuw. |
1 Kronieken 8:4 | En Abisua, en Naaman, en Ahoah, |
1 Kronieken 8:7 | En Naaman, en Ahia, en Gera; dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en Ahihud. |