Jozua 11:2 | En tot de koningen, die tegen het noorden op het gebergte, en op het vlakke, tegen het zuiden van Cinneroth, en in de laagte, en in Nafoth-dor, aan de zee waren; |
Jozua 12:23 | De koning van Dor, tot Nafath-dor, een; de koning der heidenen te Gilgal, een; |
1 Koningen 4:11 | De zoon van Abinadab [had] de ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter van Salomo, tot [een] vrouw. |
Jesaja 30:28 | En Zijn adem is als een overlopende beek, [die] tot aan den hals toe raakt; om de heidenen te schudden met een schudding der ijdelheid, en als een misleidende toom in de kinnebakkens der volken. |