Genesis 31:9 | Alzo heeft God uw vader het vee ontrukt, en aan mij gegeven. |
Genesis 31:16 | Want al de rijkdom, welken God onzen vader heeft ontrukt, die is onze, en van onze zonen; nu dan, doe alles, wat God tot u gezegd heeft. |
Genesis 32:11 | Ruk mij toch uit mijns broeders hand, uit Ezau's hand; want ik vreze hem, dat hij niet misschien kome, en mij sla, de moeder met de zonen! |
Genesis 32:30 | En Jakob noemde den naam dier plaats Pniel: Want, [zeide hij,] ik heb God gezien [van] aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest. |
Genesis 37:21 | Ruben hoorde dat, en verloste hem uit hun hand; en hij zeide: Laat ons hem niet aan het leven slaan. |
Genesis 37:22 | Ook zeide Ruben tot hen: Vergiet geen bloed; werpt hem in dezen kuil die in de woestijn is, en legt de hand niet aan hem; opdat hij hem uit hun hand verloste, om hem tot zijn vader weder te brengen. |
Exodus 2:19 | Toen zeiden zij: Een Egyptisch man heeft ons verlost uit de hand der herderen; en hij heeft ook overvloedig voor ons geput, en de kudde gedrenkt. |
Exodus 3:8 | Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed en ruim land, naar een land, vloeiende van melk en honig, tot de plaats der Kanaanieten, en der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten. |
Exodus 3:22 | Maar [elke] vrouw zal van haar naburin, en van de waardin haars huizes, eisen zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen; die zult gijlieden op uw zonen, en op uw dochteren leggen, en gij zult Egypte beroven. |
Exodus 5:23 | Want van toen af, dat ik tot Farao ben ingegaan, om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan; en Gij hebt Uw volk geenszins verlost. |
Exodus 6:5 | Derhalve zeg tot de kinderen Israels: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; |
Exodus 12:27 | Zo zult gij zeggen: Dit is den HEERE een paasoffer, Die voor de huizen der kinderen Israels voorbijging in Egypte, toen Hij de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog zich het volk en neigde zich. |
Exodus 12:36 | Daartoe had de HEERE het volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaren. |
Exodus 18:4 | En de naam des anderen was Eliezer, want, [zeide hij], de God mijns vaders is tot mijn Hulpe geweest, en heeft mij verlost van Farao's zwaard. |
Exodus 18:8 | En Mozes vertelde zijn schoonvader alles, wat de HEERE aan Farao en aan de Egyptenaren gedaan had, om Israëls wil; al de moeite, die hun op dien weg ontmoet was, en dat hen de HEERE verlost had. |
Exodus 18:9 | Jethro nu verheugde zich over al het goede, hetwelk de HEERE Israel gedaan had; dat Hij het verlost had uit de hand der Egyptenaren. |
Exodus 18:10 | En Jethro zeide: Gezegend zij de HEERE, Die ulieden verlost heeft uit de hand der Egyptenaren, en uit Farao's hand; Die dit volk van onder de hand der Egyptenaren verlost heeft! |
Exodus 33:6 | De kinderen Israels dan beroofden zichzelven van hun versierselen, [verre] van den berg Horeb. |
Numeri 35:25 | En de vergadering zal den doodslager redden uit den hand des bloedwrekers, en de vergadering zal hem doen wederkeren tot zijn vrijstad, waarheen hij gevloden was; en hij zal daarin blijven tot den dood des hogepriesters, dien men met de heilige olie gezalfd heeft. |
Deuteronomium 23:14 | Want de HEERE, uw God, wandelt in het midden van uw leger, om u te verlossen, en om uw vijanden voor uw aangezicht te geven; daarom zal uw leger heilig zijn, opdat Hij niets schandelijks onder u zie, en achterwaarts van u afkere. |