H5375 נָשָׂא
(bare, carry, bare, take, etc...) up, lift, bear
Genesis 4:13 | En Kain zeide tot den HEERE: Mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven worde. |
Genesis 7:17 | En die vloed was veertig dagen op de aarde, en de wateren vermeerderden, en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde. |
Genesis 13:6 | En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen. |
Genesis 13:10 | En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar. |
Genesis 13:14 | En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts. |
Genesis 18:2 | En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet van de deur der tent, en boog zich ter aarde. |
Genesis 18:24 | Misschien zijn er vijftig rechtvaardigen in de stad; zult Gij hen ook ombrengen, en de plaats niet sparen, om de vijftig rechtvaardigen, die binnen haar zijn? |
Genesis 18:26 | Toen zeide de HEERE: Zo Ik te Sodom binnen de stad vijftig rechtvaardigen zal vinden, zo zal Ik de ganse plaats sparen om hunnentwil. |
Genesis 19:21 | En Hij zeide tot hem: Zie, Ik heb uw aangezicht opgenomen ook in deze zaak, dat Ik deze stad niet omkere waarvan gij gesproken hebt. |
Genesis 21:16 | En zij ging en zette zich tegenover, afgaande zo verre, als die met den boog schieten; want zij zeide: Dat ik het kind niet zie sterven; en zij zat tegenover, en hief haar stem op, en weende. |
Genesis 21:18 | Sta op, hef den jongen op, en houd hem vast met uwe hand; want Ik zal hem tot een groot volk stellen. |
Genesis 22:4 | Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre. |
Genesis 22:13 | Toen hief Abraham zijn ogen op, en zag om, en ziet, achter was een ram in de verwarde struiken vast met zijn hoornen; en Abraham ging, en nam dien ram, en offerde hem ten brandoffer in zijns zoons plaats. |
Genesis 24:63 | En Izak was uitgegaan om te bidden in het veld, tegen het naken van den avond; en hij hief zijn ogen op en zag toe, en ziet, de kemelen kwamen! |
Genesis 24:64 | Rebekka hief ook haar ogen op, en zij zag Izak; en zij viel van den kemel af. |
Genesis 27:3 | Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog, en ga uit in het veld, en jaag mij een wildbraad; |
Genesis 27:38 | En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij [maar] dezen enen zegen, mijn vader? Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau hief zijn stem op, en weende. |
Genesis 29:1 | Toen hief Jakob zijn voeten op, en ging naar het land der kinderen van het Oosten. |
Genesis 29:11 | En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende. |
Genesis 31:10 | En het geschiedde ten tijde, als de kudde hittig werd, dat ik mijn ogen ophief, en ik zag in den droom; en ziet, de bokken, die de kudden beklommen, waren gesprenkeld, gespikkeld, en hagelvlakkig. |