H5414 נָתַן
put, deliver, lay, made, up, give, set
Genesis 46:25 | Dit zijn de zonen van Bilha, die Laban aan zijn dochter Rachel gegeven had; en zij baarde dezelve Jakob, zij waren allen zeven zielen. |
Genesis 47:11 | En Jozef bestelde voor Jakob en zijn broederen woningen, en hij gaf hun een bezitting in Egypteland, in het beste van het land, in het land Rameses, gelijk als Farao geboden had. |
Genesis 47:16 | En Jozef zeide: Geeft uw vee, zo zal ik het u geven voor uw vee, indien het geld ontbreekt. |
Genesis 47:17 | Toen brachten zij hun vee tot Jozef; en Jozef gaf hun brood voor paarden en voor het vee der schapen, en voor het vee der runderen, en voor ezels; en hij voedde hen met brood, datzelve jaar, voor al hun vee. |
Genesis 47:19 | Waarom zullen wij voor uw ogen sterven, zo wij als ons land? Koop ons en ons land voor brood; zo zullen wij en ons land Farao dienstbaar zijn; en geef zaad, opdat wij leven en niet sterven, en het land niet woest worde! |
Genesis 47:22 | Alleen het land der priesteren kocht hij niet, want de priesters hadden een bescheiden deel van Farao, en zij aten hun bescheiden deel, hetwelk hun Farao gegeven had; daarom verkochten zij hun land niet. |
Genesis 47:24 | Doch met de inkomsten zal het geschieden, dat gij aan Farao het vijfde deel zult geven, en de vier delen zullen voor u zijn, tot zaad des velds, en tot uw spijze en van degenen, die in uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens. |
Genesis 48:4 | En Hij heeft tot mij gezegd: Zie, Ik zal u vruchtbaar maken, en u vermenigvuldigen, en u tot een hoop van volken stellen; en Ik zal aan uw zaad na u dit land tot een eeuwige bezitting geven. |
Genesis 48:9 | En Jozef zeide tot zijn vader: Zij zijn mijn zonen, die mij God hier gegeven heeft. En hij zeide: Breng hen toch tot mij, dat ik hen zegene! |
Genesis 48:22 | En ik heb u een stuk lands gegeven boven uw broederen; hetwelk ik, met mijn zwaard en met mijn boog, uit de hand der Amorieten genomen heb. |
Genesis 49:20 | Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke lekkernijen leveren. |
Genesis 49:21 | Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden. |
Exodus 2:9 | Toen zeide Farao's dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het mij; ik zal [u] uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde het. |
Exodus 2:21 | En Mozes bewilligde bij den man te wonen; en hij gaf Mozes zijn dochter Zippora; |
Exodus 3:19 | Doch Ik weet, dat de koning van Egypte ulieden niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand. |
Exodus 3:21 | En Ik zal dit volk genade geven in de ogen der Egyptenaren; en het zal geschieden, wanneer gijlieden uitgaan zult, zo zult gij niet ledig uitgaan. |
Exodus 5:7 | Gij zult voortaan aan deze lieden geen stro meer geven, tot het maken der tichelstenen, als gisteren [en] eergisteren; laat hen zelven heengaan, en stro voor zichzelven verzamelen. |
Exodus 5:10 | Toen gingen de aandrijvers des volks uit, en deszelfs ambtlieden, en spraken tot het volk, zeggende: Zo zegt Farao: Ik zal ulieden geen stro geven. |
Exodus 5:16 | Aan uw knechten wordt geen stro gegeven, en zij zeggen tot ons: Maakt de tichelstenen; en ziet, uw knechten worden geslagen, doch de schuld is uws volks! |
Exodus 5:18 | Zo gaat nu heen, arbeidt; doch stro zal u niet gegeven worden; evenwel zult gij het getal der tichelstenen leveren. |