Ezechiel 31:10 | Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Omdat gij u verheven hebt over [uw] stam, ja, hij stak zijn top op boven het midden der dichte takken, en zijn hart verhief zich over zijn hoogte; |
Ezechiel 31:11 | Daarom gaf Ik hem in de hand van den machtigste der heidenen, [dat] die hem rechtschapen zou behandelen; Ik dreef hem uit om zijn goddeloosheid. |
Ezechiel 31:14 | Opdat zich geen waterrijke bomen verheffen over hun stam, en hun top niet opsteken boven het midden der dichte takken, en geen [bomen], die water drinken, op zichzelven staan vanwege hun hoogte; want zij zijn allen overgegeven ter dood, tot het onderste der aarde, in het midden der mensenkinderen, tot degenen, die in den kuil nederdalen. |
Ezechiel 32:5 | En Ik zal uw vlees henengeven op de bergen, en de dalen met uw hoogheid vervullen. |
Ezechiel 32:8 | Alle lichtende lichten aan den hemel, die zal Ik om uwentwil zwart maken; en Ik zal een duisternis over uw land maken, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 32:15 | Als Ik Egypteland zal hebben gesteld [tot] een verwoesting, en het land van zijn volheid zal woest zijn geworden, als Ik geslagen zal hebben allen, die daarin wonen; alzo zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben. |
Ezechiel 32:20 | In het midden der verslagenen van het zwaard zullen zij vallen; zij is aan het zwaard overgegeven; trek haar henen met al haar menigte. |
Ezechiel 32:23 | Welker graven gesteld zijn in de zijden des kuils, en haar hoop is rondom haar graf; zij zijn allen verslagen, gevallen door het zwaard, die een schrik gaven in het land der levenden. |
Ezechiel 32:24 | Daar is Elam met haar ganse menigte rondom haar graf; zij zijn allen verslagen, de gevallenen door het zwaard, die onbesneden zijn nedergedaald tot de onderste plaatsen der aarde, die hun schrik hadden gegeven in het land der levenden; nu dragen zij hun schande met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald. |
Ezechiel 32:25 | In het midden der verslagenen hebben zij haar een legerstede gesteld onder haar ganse menigte, rondom hem zijn haar graven; zij zijn allen onbesneden, verslagenen van het zwaard, omdat een schrik van hen gegeven is in het land der levenden; nu dragen zij hun schande met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald; hij is geleid in het midden der verslagenen. |
Ezechiel 32:26 | Daar is Mesech, [en] Tubal, met haar ganse menigte; rondom hem zijn haar graven; zij zijn allen onbesneden, verslagenen van het zwaard, omdat zij hun schrik gegeven hebben in het land der levenden. |
Ezechiel 32:27 | Maar zij liggen niet met de helden, die onder de onbesnedenen gevallen zijn; die ter helle zijn nedergedaald met hun krijgswapenen, en welker zwaarden men gelegd heeft onder hun hoofden; welker ongerechtigheid nochtans op hun beenderen is, omdat der helden schrik in het land der levenden geweest is. |
Ezechiel 32:29 | Daar is Edom, haar koningen en al haar vorsten, die met hunlieder macht gelegd zijn bij de verslagenen van het zwaard; diezelve liggen met de onbesnedenen en met degenen, die in den kuil zijn nedergedaald. |
Ezechiel 32:32 | Want Ik heb [ook] Mijn schrik gegeven in het land der levenden; dies zal hij gelegd worden in het midden der onbesnedenen bij de verslagenen van het zwaard, Farao en zijn ganse menigte, spreekt de Heere HEERE. |
Ezechiel 33:2 | Mensenkind! spreek tot de kinderen uws volks, en zeg tot hen: Wanneer Ik het zwaard over enig land breng, en het volk des lands een man uit hun einden nemen, en dien voor zich tot een wachter stellen; |
Ezechiel 33:7 | Gij nu, o mensenkind! Ik heb u tot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen. |
Ezechiel 33:24 | Mensenkind! de inwoners van die woeste plaatsen in het land Israels spreken, zeggende: Abraham was een enig [man], en bezat dit land erfelijk; maar onzer zijn velen; het land is ons gegeven tot een erfelijke bezitting. |
Ezechiel 33:27 | Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere HEERE zegt alzo: [Zo waarachtig als] Ik leef, indien niet, die in die woeste plaatsen zijn, door het zwaard zullen vallen, en [zo] Ik [niet] dien, die in het open veld is, het wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de vestingen en in de spelonken zijn, door de pestilentie zullen sterven! |
Ezechiel 33:28 | Want Ik zal het land [tot] een verwoesting en een schrik stellen, en de hovaardij zijner sterkte zal ophouden; en de bergen Israels zullen woest zijn, dat er niemand overga. |
Ezechiel 33:29 | Dan zullen zij weten, dat Ik de HEERE ben, als Ik het land [tot] een verwoesting en een schrik zal gesteld hebben, om al hun gruwelen, die zij gedaan hebben. |