H5674 עָבַר
...) over, went, (pass, ect...) through, pass

Bijbelteksten

Psalm 119:37Wend mijn ogen af, dat zij geen ijdelheid zien; maak mij levend door Uw wegen.
Psalm 119:39Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw rechten zijn goed.
Psalm 124:4Toen zouden ons de wateren overlopen hebben; een stroom zou over onze ziel gegaan zijn.
Psalm 124:5Toen zouden de stoute wateren over onze ziel gegaan zijn.
Psalm 129:8En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN.
Psalm 136:14En voerde Israel door het midden van dezelve; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid.
Psalm 141:10Dat de goddelozen elk in zijn garen vallen, te zamen, totdat ik zal zijn voorbijgegaan.
Psalm 144:4De mens is der ijdelheid gelijk; zijn dagen zijn als een voorbijgaande schaduw.
Psalm 148:6En Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
Spreuken 4:15Verwerp dien, ga er niet door; wijk er van, en ga voorbij.
Spreuken 7:8Voorbijgaande op de straat, nevens haar hoek, en hij trad op den weg van haar huis.
Spreuken 8:29Toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde;
Spreuken 9:15Om te roepen degenen, [die op] den weg voorbijgaan, die hun paden recht maken, [zeggende:]
Spreuken 10:25Gelijk een wervelwind voorbijgaat, alzo is de goddeloze niet [meer]; maar de rechtvaardige is een eeuwige grondvest.
Spreuken 14:16De wijze vreest, en wijkt van het kwade; maar de zot is oplopende toornig, en zorgeloos.
Spreuken 19:11Het verstand des mensen vertrekt zijn toorn; en zijn sieraad is de overtreding voorbij te gaan.
Spreuken 20:2De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel.
Spreuken 22:3Een kloekzinnig mens ziet het kwaad, en verbergt zich; maar de slechten gaan henen door, en worden gestraft.
Spreuken 24:30Ik ging voorbij den akker eens luiaards, en voorbij den wijngaard van een verstandeloos mens;
Spreuken 26:10De groten doen een iegelijk verdriet aan, en huren de zotten, en huren de overtreders.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs