H5674 עָבַר
...) over, went, (pass, ect...) through, pass

Bijbelteksten

Spreuken 26:17De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, [die] hem niet aangaat, is [gelijk] die een hond bij de oren grijpt.
Spreuken 27:12De kloekzinnige ziet het kwaad, [en] verbergt zich; de slechten gaan henen door, [en] worden gestraft.
Prediker 11:10Zo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vlees, want de jeugd, en de jonkheid is ijdelheid.
Hooglied 2:11Want zie, de winter is voorbij, de plasregen is over, hij is overgegaan;
Hooglied 3:4Toen ik een weinigje van hen weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn ziel liefheeft; ik hield Hem vast, en liet Hem niet gaan, totdat ik Hem in mijner moeders huis gebracht had, en in de binnenste kamer van degene, die mij gebaard heeft.
Hooglied 5:5Ik stond op, om mijn Liefste open te doen; en mijn handen drupten [van] mirre, en mijn vingers [van] vloeiende mirre, op de handvaten des slots.
Hooglied 5:6Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken; ik zocht Hem, maar ik vond Hem niet, ik riep Hem, doch Hij antwoordde mij niet.
Hooglied 5:13Zijn wangen zijn als een bed van specerijen, [als] welriekende torentjes; Zijn lippen zijn [als] lelien, druppende van vloeiende mirre.
Jesaja 8:8En hij zal doortrekken in Juda, hij zal het overstromen, en er doorgaan, hij zal tot aan den hals reiken; en de uitstrekkingen zijner vleugelen zullen vervullen de breedte uws lands, o Immanuel!
Jesaja 8:21En een ieder van hen zal daar doorgaan, hard gedrukt en hongerig; en het zal geschieden, wanneer hem hongert, en hij zeer toornig zal zijn, dan zal hij vloeken op zijn koning en op zijn God, als hij opwaarts zal zien;
Jesaja 10:28Hij komt te Ajath, hij trekt door Migron; te Michmas legt hij zijn gereedschap af.
Jesaja 10:29Zij trekken door den doorgang, te Geba houden zij hun vernachting; Rama beeft, Gibea Sauls vlucht.
Jesaja 16:8Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, [ook] de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen [door] de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee.
Jesaja 23:2Zwijgt, gij inwoners des eilands! gij, die de kooplieden van Sidon, over zee varende, vervulden,
Jesaja 23:6Vaart over naar Tarsis, huilt, gij inwoners des eilands!
Jesaja 23:10Ga door [naar] uw land, als een rivier, gij dochter van Tarsis! er is geen gordel meer.
Jesaja 23:12En Hij heeft gezegd: Gij zult niet meer vrolijk huppelen, o gij verdrukte maagd, gij dochter van Sidon! Naar Chittim toe, maak u op, vaar over; ook zult gij aldaar geen rust hebben.
Jesaja 24:5Want het land is bevlekt vanwege zijn inwoners; want zij overtreden de wetten, zij veranderen de inzettingen, zij vernietigen het eeuwig verbond.
Jesaja 26:20Ga henen, mijn volk! ga in uw binnenste kamers, en sluit uw deuren na u toe; verberg u als een klein ogenblik, totdat de gramschap overga.
Jesaja 28:15Omdat gijlieden zegt: Wij hebben een verbond met den dood gemaakt, en met de hel hebben wij een voorzichtig verdrag gemaakt; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, zal hij tot ons niet komen; want wij hebben de leugen ons tot een toevlucht gesteld, en onder de valsheid hebben wij ons verborgen.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin