Ezechiel 20:31 | Ja, met het offeren uwer gaven, met uw kinderen door het vuur te doen doorgaan, zijt gij verontreinigd aan al uw drekgoden tot op dezen dag toe; en zou Ik van u gevraagd worden, o huis Israels? [Zo waarachtig als] Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik van u gevraagd worde! |
Ezechiel 20:37 | En Ik zal ulieden onder de roede doen doorgaan, en Ik zal u brengen onder den band des verbonds. |
Ezechiel 23:37 | Want zij hebben overspel gedaan, en er is bloed in haar handen; en zij hebben met haar drekgoden overspel gedaan; daartoe hebben zij ook haar kinderen, die zij Mij gebaard hadden, voor hen [door het vuur] laten doorgaan, tot spijze. |
Ezechiel 29:11 | Geen mensenvoet zal door hetzelve doorgaan, en geen beestenvoet zal door hetzelve doorgaan, en het zal veertig jaren onbewoond zijn. |
Ezechiel 33:28 | Want Ik zal het land [tot] een verwoesting en een schrik stellen, en de hovaardij zijner sterkte zal ophouden; en de bergen Israels zullen woest zijn, dat er niemand overga. |
Ezechiel 35:7 | En Ik zal het gebergte Seir tot de uiterste verwoesting stellen; en Ik zal uit hetzelve uitroeien dien, die er doorgaat, en dien, die wederkeert. |
Ezechiel 36:34 | En het verwoeste land zal bebouwd worden, in plaats dat het een verwoesting was, voor de ogen van een ieder, die er doorging. |
Ezechiel 37:2 | En Hij deed mij bij dezelve voorbijgaan geheel rondom; en ziet, er waren zeer vele op den grond der vallei; en ziet, zij waren zeer dor. |
Ezechiel 39:11 | En het zal te dien dage geschieden, dat Ik aan Gog aldaar een grafstede in Israel zal geven, het dal der doorgangers naar het oosten der zee; en datzelve zal den doorgangers [den neus] stoppen; en aldaar zullen zij begraven Gog en zijn ganse menigte, en zullen het noemen: Het dal van Gogs menigte. |
Ezechiel 39:14 | Ook zullen zij mannen uitscheiden, die gestadig door het land doorgaan, [en] doodgravers met de doorgangers, [om te begraven] degenen, die op den aardbodem zijn overgelaten, om dien te reinigen; ten einde van zeven maanden zullen zij onderzoek doen. |
Ezechiel 39:15 | En deze doorgangers zullen door het land doorgaan, en [als iemand] een mensenbeen ziet, zo zal hij een merkteken daarbij oprichten; totdat de doodgravers hetzelve zullen hebben begraven in het dal van Gogs menigte. |
Ezechiel 46:21 | Toen bracht hij mij in het buitenste voorhof, en voerde mij om in de vier hoeken des voorhofs; en ziet, in elken hoek des voorhofs was een ander voorhofje. |
Ezechiel 47:3 | Als [nu] die man [naar] het oosten uitging, zo was er een meetsnoer in zijn hand; en hij mat duizend ellen, en deed mij door de wateren doorgaan, [en] de wateren raakten tot aan de enkelen. |
Ezechiel 47:4 | Toen mat hij [nog] duizend [ellen], en deed mij door de wateren doorgaan, [en] de wateren raakten tot aan de knieen; en hij mat [nog] duizend, en deed mij doorgaan, [en] de wateren raakten tot aan de lenden. |
Ezechiel 47:5 | Voorts mat hij [nog] duizend, [en] het was een beek, waar ik niet kon doorgaan; want de wateren waren hoge wateren, waar men door zwemmen moest, een beek, waar men niet kon doorgaan. |
Ezechiel 48:14 | En zij zullen daarvan niet verkopen, noch de eerstelingen des lands verwisselen, noch overdragen; want het is een heiligheid den HEERE. |
Daniel 9:11 | Maar geheel Israel heeft Uw wet overtreden, met af te wijken, dat zij Uwer stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, den knecht Gods, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben. |
Daniel 11:10 | Doch zijn zonen zullen zich [in strijd] mengen, en zij zullen een menigte van grote heiren verzamelen; en [een van hen] zal snellijk komen, en als een vloed overstromen en doortrekken; en hij zal wederom komen, en zich [in den strijd] mengen, tot aan zijn sterke plaats toe. |
Daniel 11:20 | En in zijn staat zal er een opstaan, doende een geldeiser doortrekken, in koninklijke heerlijkheid; maar hij zal in enige dagen gebroken worden, nochtans niet door toornigheden, noch door oorlog. |
Daniel 11:40 | En op den tijd van het einde, zal de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, en met ruiteren, en met vele schepen; en hij zal in de landen komen, en hij zal ze overstromen en doortrekken. |