2 Samuel 12:30 | En hij nam de kroon haars konings van zijn hoofd af, welker gewicht was een talent gouds, met edelgesteente, en zij werd op Davids hoofd [gezet]; ook voerde hij uit een zeer groten roof der stad. |
1 Kronieken 20:2 | En David nam de kroon huns konings van zijn hoofd, en hij bevond haar in gewicht een talent gouds, en daar was edelgesteente aan; en zij werd op Davids hoofd [gezet], en hij voerde zeer veel roofs uit de stad. |
Esther 8:15 | En Mordechai ging uit van voor het aangezicht des konings in een hemelsblauw en wit koninklijk kleed, en met een grote gouden kroon, en met een opperkleed van fijn linnen en purper; en de stad Susan juichte en was vrolijk. |
Job 19:9 | Mijn eer heeft Hij van mij afgetrokken, en de kroon mijns hoofds heeft Hij weggenomen. |
Job 31:36 | Zou ik het niet op mijn schouder dragen? Ik zou het op mij binden [als] een kroon. |
Psalm 21:4 | Want Gij komt hem voor met zegeningen van het goede; op zijn hoofd zet Gij een kroon van fijn goud. |
Spreuken 4:9 | Zij zal uw hoofd een aangenaam toevoegsel geven, een sierlijke kroon zal zij u leveren. |
Spreuken 12:4 | Een kloeke huisvrouw is een kroon haars heren; maar die beschaamt maakt, is als verrotting in zijn beenderen. |
Spreuken 14:24 | Der wijzen kroon is hun rijkdom; de dwaasheid der zotten is dwaasheid. |
Spreuken 16:31 | De grijsheid is een sierlijke kroon; zij wordt op den weg der gerechtigheid gevonden. |
Spreuken 17:6 | De kroon der ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen. |
Hooglied 3:11 | Gaat uit, en aanschouwt, gij, dochteren van Sion! den koning Salomo, met de kroon, waarmede Hem Zijn moeder kroonde op den dag Zijner bruiloft, en op den dag der vreugde Zijns harten. |
Jesaja 28:1 | Wee de hovaardige kroon der dronkenen van Efraim, welker heerlijk sieraad is een afvallende bloem, die daar is op het hoofd der zeer vette vallei, der geslagenen van den wijn. |
Jesaja 28:3 | De hovaardige kronen der dronkenen van Efraim zullen met voeten vertreden worden. |
Jesaja 28:5 | Te dien dage zal de HEERE der heirscharen tot een heerlijke Kroon en tot een sierlijken Krans zijn den overgeblevenen Zijns volks. |
Jesaja 62:3 | En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des HEEREN, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods. |
Jeremia 13:18 | Zeg tot den koning en tot de koningin: Vernedert u, zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald. |
Klaagliederen 5:16 | De kroon onzes hoofds is afgevallen; o wee nu onzer, dat wij [zo] gezondigd hebben! |
Ezechiel 16:12 | Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd. |
Ezechiel 21:26 | Alzo zegt de Heere HEERE: Doe dien hoed weg, en hef dien kroon af, deze zal dezelfde niet wezen; Ik zal verhogen dien, die nederig is, en vernederen dien, die hoog is. |