H6062 עֲנָקִי
Anakims

Bijbelteksten

Deuteronomium 1:28Waarheen zouden wij optrekken? Onze broeders hebben ons hart doen smelten, zeggende: Het is een volk, groter en langer dan wij; de steden zijn groot, en gesterkt tot in den hemel toe; ook hebben wij daar kinderen der Enakieten gezien.
Deuteronomium 2:10De Emieten woonden te voren daarin, een groot, en menigvuldig, en lang volk, gelijk de Enakieten.
Deuteronomium 2:11Dezen werden ook voor reuzen gehouden, als de Enakieten; en de Moabieten noemden hen Emieten.
Deuteronomium 2:21Een groot, en menigvuldig, en lang volk, als de Enakieten; en de HEERE verdelgde hen voor hun aangezicht, zodat zij hen uit de bezitting verdreven, en aan hunlieder plaats woonden;
Deuteronomium 9:2Een groot en lang volk, kinderen der Enakieten; die gij kent, en [van welke] gij gehoord hebt: Wie zou bestaan voor het aangezicht der kinderen van Enak?
Jozua 11:21Te dier tijde nu kwam Jozua, en roeide de Enakieten uit, van het gebergte, van Hebron, van Debir, van Anab, en van het ganse gebergte van Juda, en van het ganse gebergte van Israel; Jozua verbande hen met hun steden.
Jozua 11:22Er bleef niemand van de Enakieten over in het land der kinderen Israels; alleenlijk bleven zij over te Gaza, te Gath, en te Asdod.
Jozua 14:12En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE te dien dage gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord, dat de Enakieten aldaar waren, en dat er grote vaste steden waren; of de HEERE met mij ware, dat ik hen verdreef, gelijk als de HEERE gesproken heeft.
Jozua 14:15De naam nu van Hebron was eertijds Kirjath-arba, die een groot mens geweest is onder de Enakieten. En het land rustte van den krijg.

Mede mogelijk dankzij