H6126 עַקּוּב
Akkub

Bijbelteksten

1 Kronieken 3:24En de kinderen van Eljoenai waren Hodajeva, en Eljasib, en Pelaja, en Akkub, en Johanan, en Delaja, en Anani; zeven.
1 Kronieken 9:17De poortiers nu waren: Sallum, en Akkub, en Talmon, en Ahiman, en hun broeders; Sallum was het hoofd.
Ezra 2:42De kinderen der poortiers. De kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai; deze allen waren honderd negen en dertig.
Ezra 2:45De kinderen van Lebana, de kinderen van Hagaba, de kinderen van Akkub;
Nehemia 7:45De poortiers: de kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai, honderd acht en dertig;
Nehemia 8:8Jesua nu, en Bani, en Serebja, Jamin, Akkub, Sabbethai, Hodia, Maaseja, Kelita, Azaria, Jozabad, Hanan, Pelaja, en de Levieten onderwezen het volk in de wet. En het volk stond op zijn standplaats.
Nehemia 11:19En de poortiers: Akkub, Talmon, met hun broederen, die wacht hielden in de poorten, waren honderd twee en zeventig.
Nehemia 12:25Matthanja en Bakbukja, Obadja, Mesullam, Talmon [en] Akkub, waren poortiers, de wacht waarnemende bij de schatkamers der poorten.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken