Genesis 15:17 | En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging. |
Exodus 19:18 | En de ganse berg Sinai rookte, omdat de HEERE op denzelven nederkwam in vuur; en zijn rook ging op, als de rook van een oven; en de ganse berg beefde zeer. |
Jozua 8:20 | Als de mannen van Ai zich achterom keerden, zo zagen zij, en ziet, de rook der stad ging op naar den hemel; en zij hadden geen ruimte, om herwaarts of derwaarts te vlieden; want het volk, dat naar de woestijn vluchtte, keerde zich tegen degenen, die [hen] najoegen. |
Jozua 8:21 | En Jozua en gans Israel, ziende, dat de achterlage de stad ingenomen had, en dat de rook der stad opging, zo keerden zij zich om, en sloegen de mannen van Ai. |
Richteren 20:38 | En de mannen van Israel hadden een bestemden tijd met de achterlage, wanneer zij een grote verheffing van rook van de stad zouden doen opgaan. |
Richteren 20:40 | Toen begon de verheffing op te gaan van de stad, [als] een pilaar van rook; als nu Benjamin achter zich omzag, ziet, zo ging de brand der stad op naar den hemel. |
2 Samuel 22:9 | Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken. |
Job 41:11 | Uit zijn neusgaten komt rook voort, als [uit] een ziedende pot en ruimen ketel. |
Psalm 18:9 | Rook ging op van Zijn neus, en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken. |
Psalm 37:20 | [Caph.] Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen. |
Psalm 68:3 | Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht. |
Psalm 102:4 | Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard. |
Spreuken 10:26 | Gelijk edik den tanden, en gelijk rook den ogen is zo is de luie dengenen die hem uitzenden. |
Hooglied 3:6 | Wie is zij, die daar opkomt uit de woestijn, als rookpilaren, berookt met mirre en wierook, [en] met allerlei poeder des kruideniers? |
Jesaja 4:5 | En de HEERE zal over alle woning van den berg Sions, en over haar vergaderingen, scheppen een wolk des daags, en een rook, en den glans eens vlammenden vuurs des nachts; want over alles wat heerlijk is, zal een beschutting wezen. |
Jesaja 6:4 | Zodat de posten der dorpels zich bewogen van de stem des roependen; en het huis werd vervuld met rook. |
Jesaja 9:17 | Want de goddeloosheid brandt als vuur, doornen en distelen zal zij verteren, en zal aansteken de verwarde struiken des wouds, die zich verheven hebben [als] de verheffing des rooks. |
Jesaja 14:31 | Huil, gij poort, schreeuw, gij stad! gij zijt gesmolten, gij gans Palestina! want van het noorden komt een rook, en er is geen eenzame in zijn samenkomsten. |
Jesaja 34:10 | Het zal des nachts of des daags niet uitgeblust worden, tot in der eeuwigheid zal zijn rook opgaan; van geslacht tot geslacht zal het woest zijn, tot in eeuwigheid der eeuwigheden zal niemand daar doorgaan. |
Jesaja 51:6 | Heft ulieder ogen op naar den hemel, en aanschouwt de aarde beneden; want de hemel zal als een rook verdwijnen, en de aarde zal als een kleed verouden, en haar inwoners zullen van gelijken sterven; maar Mijn heil zal in eeuwigheid zijn, Mijn gerechtigheid zal niet verbroken worden. |