Jozua 21:7 | Aan de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, twaalf steden. |
Jozua 21:19 | Al de steden der kinderen van Aaron, de priesteren, waren dertien steden en haar voorsteden. |
Jozua 21:33 | Al de steden der Gersonieten, naar hun huisgezinnen, zijn dertien steden en haar voorsteden. |
Jozua 21:40 | Al die steden waren van de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, die nog overig waren van de huisgezinnen der Levieten; en hun lot was twaalf steden. |
Richteren 3:14 | En de kinderen Israels dienden Eglon, koning der Moabieten, achttien jaren. |
Richteren 8:10 | Zebah nu en Tsalmuna waren te Karkor, en hun legers met hen, omtrent vijftien duizend, al de overgeblevenen van het ganse leger der kinderen van het oosten; en de gevallenen waren honderd en twintig duizend mannen, die het zwaard uittrokken. |
Richteren 10:8 | En zij onderdrukten en vertraden de kinderen Israels in datzelve jaar; achttien jaren [onderdrukten zij] al de kinderen Israels, die aan gene zijde van de Jordaan waren, in het land der Amorieten, dat in Gilead is. |
Richteren 19:29 | Als hij nu in zijn huis kwam, zo nam hij een mes, en greep zijn bijwijf, en deelde haar met haar beenderen in twaalf stukken; en hij zond ze in alle landpalen van Israel. |
Richteren 20:25 | En die van Benjamin trokken uit hun tegemoet, uit Gibea, op den tweeden dag, en velden van de kinderen Israels nog achttien duizend man neder ter aarde; die allen trokken het zwaard uit. |
Richteren 20:44 | En er vielen van Benjamin achttien duizend mannen; deze allen waren strijdbare mannen. |
Richteren 21:10 | Toen zond de vergadering daarheen twaalf duizend mannen, van de strijdbaarste; en zij geboden hun, zeggende: Trekt heen, en slaat met de scherpte des zwaards de inwoners van Jabes in Gilead, met de vrouwen en de kinderkens. |
2 Samuel 2:15 | Toen maakten zich op, en gingen over in getal, twaalf van Benjamin, te weten voor Isboseth, Sauls zoon, en twaalf van Davids knechten. |
2 Samuel 2:30 | Joab keerde ook weder van achter Abner, en verzamelde het ganse volk. En er werden van Davids knechten gemist negentien mannen, en Asahel. |
2 Samuel 8:13 | Ook maakte [zich] David een naam, als hij wederkwam, nadat hij de Syriers geslagen had, in het Zoutdal, achttien duizend. |
2 Samuel 9:10 | Daarom zult gij voor hem het land bearbeiden, gij, en uw zonen, en uw knechten, en zult [de vruchten] inbrengen, opdat de zoon uws heren brood hebbe, dat hij ete; en Mefiboseth, de zoon uws heren, zal geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Ziba nu had vijftien zonen en twintig knechten. |
2 Samuel 10:6 | Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij zich bij David stinkende gemaakt hadden, zonden de kinderen Ammons heen, en huurden van de Syriërs van Beth-rechob, en van de Syriers van Zoba, twintig duizend voetvolks, en van den koning van Maacha duizend man, en van de mannen van Tob twaalf duizend man. |
2 Samuel 17:1 | Voorts zeide Achitofel tot Absalom: Laat mij nu twaalf duizend mannen uitlezen, dat ik mij opmake en David dezen nacht achterna jage. |
2 Samuel 19:17 | En duizend man van Benjamin met hem; ook Ziba, de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien zonen en zijn twintig knechten met hem; en zij togen vaardiglijk over de Jordaan, voor den koning. |
1 Koningen 4:7 | En Salomo had twaalf bestelmeesters over gans Israel, die den koning en zijn huis verzorgden; voor elk was een maand in het jaar om te verzorgen. |
1 Koningen 4:26 | Salomo had ook veertig duizend paardenstallen tot zijn wagenen, en twaalf duizend ruiteren. |